De kunst van het leesbaar schrijven
‘Bedenk voor wie je schrijft, bij wat je schrijft.’ Aldus de strekking van het artikel De kunst van het leesbaar schrijven in O.T. van december 1957. Dit is juist - maar het is niet genoeg. ‘Schrijf steeds zo eenvoudig als de omstandigheden het toelaten.’ Dit had er met nadruk aan toegevoegd moeten worden. Dat geldt dan vooral voor reglementen, regelingen en wetten, door de bureaucraten opgesteld in hun jargon, maar in de eerste plaats bestemd voor ‘gewone mensen’.
Een fraai staaltje van bureaucratisch proza kwam mij dezer dagen onder ogen. Het is artikel 23, eerste lid, van de Toeslagwet Indische pensioenen. Het luidt als volgt:
‘Indien de som van een weduwenpensioen, hetwelk is toegekend aan de weduwe van een burgerlijk overheidsdienaar, die voor het laatst activiteitsbezoldiging heeft genoten gedurende of na de maand april 1934, en hetwelk is berekend naar een grondslag, bij de bepaling waarvan (mede) rekening is gehouden met bezoldigingen, welke zijn toegekend op grond van regelingen, gegolden hebbende vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Herziene Bezoldigingsregeling Burgerlijke Landsdienaren 1934, en de daarop vallende egalisatietoeslag, eventuele extra-toeslag en aanpassingstoeslag lager is dan de som van het weduwenpensioen, waarop recht zou zijn verkregen, indien de pensioengrondslag alleen zou zijn berekend naar bezoldigingen, genoten volgens de Herziene Bezoldigingsregeling Burgerlijke Landsdienaren 1934, en/of de Bezoldigingsregeling Burgerlijke Landsdienaren 1938 dan wel krachtens overeenkomstige bezoldigingsregelingen, en de daarop vallende egalisatietoeslag, eventuele extra-toeslag en aanpassingstoeslag, wordt op het toegekende weduwenpensioen, vermeerderd met egalisatietoeslag en eventuele extra-toeslag, een aanpassingstoeslag verleend ten bedrage van het verschil tussen laatstgenoemde som en het toegekende weduwenpensioen, vermeerderd met egalisatietoeslag en eventuele extra-toeslag.’
Naar men ziet heeft de ‘wetgever’ kans gezien dit ‘eerste lid’ de vorm te geven van één volzin van meer dan 160 woorden. Ik heb getracht deze volzin in normaal Nederlands te vertalen, waarbij ik stilzwijgend het germanisme ‘toeslag’ door het Nederlandse ‘bijslag’ heb vervangen. Ziehier het resultaat:
1. | Er zijn twee grondslagen voor het pensioen van de weduwe van een landsdienaar die voor het laatst activiteitsbezoldiging heeft genoten gedurende of na de maand april 1934:
a. | bezoldigingen, o.a. toegekend op grond van regelingen welke golden, vóór de Herziene Bezoldigingsregeling Burgelijke Landsdienaren 1934 in werking trad; |
b. | bezoldigingen volgens de Herziene Bezoldigingsregeling Burgerlijke Landsdienaren 1934 en/of de Bezoldigingsregeling Burgerlijke Landsdienaren 1938 of overeenkomstige bezoldingsregelingen. |
|
2. | In beide gevallen wordt het pensioen vermeerderd met een egalisatiebijslag, een aanpassingsbijslag en - eventueel - een extra-bijslag. |
3. | Indien de grondslag b plus de bijslagen, genoemd in 2, een hoger eindbedrag opleveren dan grondslag a plus bijslagen, wordt grondslag b toegepast. |
Naar men ziet is de oorspronkelijke zin ontleed in vijf kleinere zinnen van samen honderd woorden; een gemiddelde dus van ongeveer twintig woorden, eigenlijk nog vrij lang, maar dat zit hem in de lange ‘technische’ termen, die ik niet mocht vervangen.
Misschien heb ik de zin niet geheel correct weergegeven. Dan slaat dit verwijt op de ‘wetgever’ terug: het is ten slotte zijn taak de wetten zo op te stellen, dat zij ook begrijpelijk zijn voor een gewoon mens.
Oók begrijpelijk? Maar komen niet honderden vakmensen aan de kost, vooral door uit te pluizen wat de ‘wetgever’ nu eigenlijk bedoeld zou kunnen hebben? Pascal schreef alle ellende der wereld hieraan toe, dat de mens het vermogen verloren heeft zich rustig in een kamer bezig te houden. Een Duits schrijver - zijn naam is mij ontschoten - zocht de oorzaak elders: in het verlies van het vermogen zich helder uit te drukken. Ik kom er hoe langer hoe meer toe, hem gelijk te geven.
D. de V.