Zinsbouw
‘Gememoreerd zij slechts dat op 10 oktober j.l. een nieuwe binnenlandse staatslening werd uitgegeven.’ Hier staat een bijwoordelijke bepaling (op 10 oktober) tussen het voegwoord (dat) en het onderwerp (een nieuwe... enz.). Een lezer merkt op: ‘Volgens dit model zou ik volgende zinnen kunnen maken:
Ir. v. B. zei dat gauw hij Nederlands moest leren te verwachten is dat morgen hij komen zal.
Hoe kan een bijwoord of bijwoordelijke bepaling bij het onderwerp staan, althans in het Nederlands?
Het antwoord op die vraag is vrij eenvoudig. De prettigste volgorde is in de Nederlandse hoofdzin: persoonsvorm - onderwerp. In de bijzin: voegwoord - onderwerp. Is het onderwerp een woord als je, ze, dan is dit zelfs de enige volgorde.
Maar in hoofd- èn bijzin kan het onderwerp als het geen je, ze e.d. is, door sommige bijwoordelijke bepalingen van de persoonsvorm respectievelijk het voegwoord gescheiden worden (als de persoonsvorm tenminste voorop staat):
komt morgen jouw broer nog
dat morgen jouw broer komt.
Beslist uitgesloten is iets dergelijks bij gauw, hard e.d.:
werkt hard jouw broer
komt gauw jouw broer.