Het eeuwige waarom.
Dat een dialect in de meeste gevallen lelijk klinkt, kunnen we ons van lekenstandpunt voorstellen. Als we aan Holland denken en we vragen ons af wie daar nog dialect spreken, dan is het antwoord: de ‘lagere standen’. En nu worden de mensen en de taal altijd vereenzelvigd: wordt er ergens een volksstam ontdekt die uitsluitend in bontmantels gekleed gaat en waar zelfs de bedelaars nog in marmeren paleizen wonen, dan klinkt de taal van die mensen ons na een tijd automatisch bijzonder deftig in de oren.
Maar nemen we het ABN in vergelijking met het Engels, het Frans en het Duits, dan kunnen we onmogelijk zeggen dat er tussen de sprekers van die talen een verschil van cultureel peil bestaat. Dat kan dus niet de oorzaak zijn dat het Nederlands als een mooie taal beschouwd wordt.
Zouden we dan niet eens naar de klanken zelf gaan kijken? De ch die zo diep uit de keel komt, is een Hollandisme, een dialectisme dus. Hij is niet eigen aan het ABN. Natuurlijk is die dialectklank lelijk, en hij heeft heel terecht aanleiding gegeven tot de opmerking: ‘Het Hollands is geen taal; het is een keelziekte’.
Het Nederlands heeft een zachte ch die welluidend is. Maar bij de klinkers valt die welluidendheid nog veel sterker op. Zegt u eens achter elkaar fijn en fain. U hoort direct hoe lelijk en grof het laatste woord klinkt, in vergelijking met die zachte ei-klank van fijn. En fain is zowel de Engelse (fine) als de Duitse uitspraak (fein) van het woord.
Precies hetzelfde geldt voor onze mooie ui- en ou-klank, als we die vergelijken met de Duitse oi (b.v. Häuser) of de Engelse (boy). En denkt u verder maar aan het Engelse now of het Italiaanse ciao. Het zijn klanken van een uit het lood geslagen kat, zo grof. Daarentegen is onze ou veel beschaafder en mooier.
En vindt u de Amerikaanse r soms mooi? Maar ik hoef u over de Amerikaanse uitspraak helemaal niets te vertellen; daarover zijn we het al bij voorbaat eens.
Een grote klinkerrijkdom.
Niet alleen zijn de Nederlandse klanken veel mooier als we ze met die van andere talen vergelijken, maar het aantal klinkers is bij ons ook veel groter vaak. Denkt u eens aan het Russisch dat maar vijf klinkers heeft, of het Tsjechisch dat er 11 telt. Ook het Frans heeft er niet meer dan hoogstens 10.
En nu onze klinkerrijkdom. Wij hebben een aa, ee, ie, oo, oe, eu, uu, ei, ui, ou, a, e, i, o, u en de e van de. Dat zijn er samen maar liefst 16. Geen wonder dat een Nederlandse zin op een buitenlander een bijzonder melodieuze indruk maakt. En luistert u zelf eens naar prachtige regels als:
‘Stil, wees stil, op zilv'ren voeten
schrijdt de stilte door de nacht’ (Boutens).
Of dat bekende vers van Van der Leeuw:
‘De landman gaat, nu d'avond is gevallen
En d'arbeid slaapt, voor 't laatst de hoeve rond.
Hij keurt het werk der knechts in schuur en stallen
En als zijn schaduw volgt hem trouw de hond.’
Nu ben ik niet helemaal billijk, als ik daar een regel Frans tegenover stel die niet door een dichter gemaakt is:
parce que je ne te le rejetterais pas
‘omdat ik het je niet terug zou gooien’.
Daar is maar liefst een opeenvolging van zeven doffe e's. Over mooie talen gesproken!
Maar nogmaals: dit voorbeeld mag niet al te zwaar wegen omdat het niet elke dag bij iedere Fransman te horen is.
De gewoonte maakt ons blind en doof
Heel veel mensen hebben moeite om iets moois of lelijks te ontdekken aan dingen waarmee ze van hun