| |
| |
| |
[Nummer 12]
| |
De kunst van het leesbaar schrijven
U schrijft, in de verwachting dat het geschrevene zal worden gelezen - en begrepen. Of dat inderdaad het geval is, daar kunt u alleen maar naar gissen. U weet niet of ‘het publiek’ schamper de schouders ophaalt bij het lezen van uw schrifturen of dat het er de koffie voor koud laat worden.
Hoe leest het gemiddelde publiek? Het volgende voorbeeld laat zien hoe slecht wij daarvan op de hoogte zijn.
Op de scholen in een der Amsterdamse wijken circuleerde een opwekking, gericht aan ouders/voogden, om hun kind/pupil op een bepaalde datum tegen difterie te laten inenten. Na afloop werd een onderzoek nodig geacht naar de oorzaken van de zeer slechte opkomst. ‘Wat denkt u wel’, was het antwoord van de moeders, ‘dat ik mijn kind in zijn pupil zal laten inenten?’
Dit bericht werd samengesteld door mensen, die vanuit hun sfeer schreven: zich baseerden op hun eigen ontwikkelingsniveau. Niemand kwam op de gedachte dat een tekst, die voor de één gemakkelijk leesbaar is, voor de ander wel eens grote moeilijkheden zou kunnen opleveren. Zouden werkelijk zo veel publikaties ongelezen blijven of verkeerd worden begrepen, wanneer de schrijver zich de moeite zou nemen zich te richten naar de kennis en ontwikkeling van het publiek?
Voor een zuiver gebruik van de taal zijn er hulpmiddelen te over. Wanneer u aarzelt omtrent een woord, zoekt u het op in Koenen of Van Dale. Bent u verward geraakt in een samengestelde zin, dan zijn er ettelijke grammatica's, ieder volgens een verschillend systeem, die u uit de knoop kunnen helpen. Andere vragen omtrent het taalgebruik stuurt u naar de redactie van ‘Onze Taal’, die naarstig naar de goede oplossing zal zoeken. Wanneer wij echter willen weten hoe wij ons taalgebruik moeten afstemmen op lezers met een bepaald ontwikkelingspeil, dan zijn daar in het Nederlandse taalgebied weinig in de praktijk bruikbare gegevens beschikbaar.
In de Verenigde Staten van Amerika daarentegen is een groot aantal boeken over dit onderwerp verschenen. Door onderzoekers is aangetoond dat er tussen de verschillende categorieën lezers een groot onderscheid bestaat wat de uitgebreidheid van de woordenschat betreft. Voortdurend doet men dan ook onderzoek naar het effect van het geschreven en gesproken woord, dat bij de vier grote publiciteitsmedia in de V.S.: de dagbladen, de tijdschriften, radio en televisie zulk een voorname rol speelt. De resultaten leiden tot de conclusie, dat het geschrevene aan twee voorwaarden moet voldoen: het moet begrijpelijk zijn en interessant. Hoe eenvoudig dit ook mag klinken, het betekent dat wij voor de moeilijkheid worden geplaatst uit te maken wat begrijpelijk en wat interessant is voor de groep waar wij ons toe richten. Datgene wat leesbaar is voor de een, kan onleesbaar zijn voor de ander. Leesbaarheid is dus zeer relatief.
Onlangs gaven enige boeren uit de Achterhoek hun oordeel over een paar landbouwkranten. Een opmerking, die ik niet gauw zal vergeten, was: ‘Jammer dat het vreemde woord perspectief als titel gebruikt werd. Waarom pas aan het eind van het artikel het Nederlandse woord toekomst?’ U zult vermoedelijk opmerken dat perspectief en toekomst elkaar niet dekken en dat het niet eenvoudig is het juiste woord te vinden. Maar dat houdt niet in dat we het daarom maar op moeten geven. Een andere boer zegt: ‘Voorlichtingsmiddelen, wat een woord!’
Door dit speldeprikonderzoek werd aangetoond dat wij ons onvoldoende rekenschap gaven van de voorstellingswereld van de boeren. Woorden die wij als ‘eenvoudig’ beschouwden, noemden zij ‘moeilijk’.
| |
Het leesbaarheidsonderzoek
Welke factoren bepalen de mate van leesbaarheid van een tekst? Aan het leesbaarheidsonderzoek (readability research), dat zich in de Verenigde Staten sterk heeft ontwikkeld, heb ik de volgende punten ontleend:
1. | veelheid van gegevens die de lezer te verwerken krijgt, |
| |
| |
2. | vorm (direct of minder direct) waarin de ideeën worden geuit, |
3. | gewekte belangstelling, |
4. | lengte van de zinnen en wijze waarop ze zijn samengesteld, |
5. | aantal moeilijke woorden, |
6. | aantal samengestelde woorden, |
7. | meer of minder logische opbouw. |
Twee factoren zijn hier van overwegend belang; de gewekte interesse en de opbouw. Toch was het verre van eenvoudig op basis van deze gegevens normen vast te stellen voor het bepalen van de leesbaarheid van een tekst voor een groep met een bepaalde ontwikkeling. Onderzoekers die goede resultaten hebben bereikt, zijn Dale en Chall, Farr, Jenkins en Peterson, en Flesch. De grootste populariteit heeft Flesch zich verworven met zijn leesbaarheidformule. Deze is voortgekomen uit zijn onderzoek naar de boeken voor de scholen. Deze formule kan een schrijver helpen bij zijn werk, maar is geen recept dat, mits precies opgevolgd, het gewenste resultaat zal geven. De elementen logica, heldere gedachtengang of rijkdom van taal, zijn er niet mee te meten; evenmin of de schrijver voldoende variatie toepast. Bovendien is deze formule gemaakt voor de volwassen bevolking van de Verenigde Staten, die Flesch in zeven groepen heeft ingedeeld, variërend van de vierde klas lagere school tot vier jaar universiteit.
| |
Het gebruik van de formule
Wanneer u in een Engels woordenboek naar een definitie zoekt van het woord ‘readability’, vindt u daar: ‘easy and interesting to read’. Het woord leesbaarheid omvat dus twee elementen: gemakkelijk en interessant. Flesch heeft zich hierop gebaseerd en zijn onderzoek valt dan ook in twee vragen uiteen.
a. | Is de tekst gemakkelijk? Het antwoord hangt af van de lengte der zinnen en de samenstelling der woorden. |
b. | Is de tekst aantrekkelijk? Het antwoord hangt af van de manier waarop de schrijver zich direct tot de lezer wendt. |
| |
a. Is de tekst gemakkelijk?
1. Neem steekproeven
Bij een boek is het voldoende de eerste 100 woorden van iedere 10e of 25e pagina te nemen. Geldt het een artikel, dan zijn 4 of 5 gedeelten van 100 woorden voldoende.
2. Tel de woorden
Woorden die door een deelteken zijn verbonden, jaartallen en getallen worden als één woord beschouwd. Streep af na 100 woorden.
3. Bepaal de gemiddelde lengte der zinnen
Neem in een gedeelte van 100 woorden als laatste zin die, welke het dichtst bij 100 eindigt; dat kan bijvoorbeeld bij het 94e of 105e woord zijn. Tel de woorden tot dat punt. Deel het aantal woorden door het aantal zinnen. Volg bij het tellen liever de gedachtengang dan de punctuatie. Zinnen gescheiden door een dubbele punt of puntkomma, kunnen in sommige gevallen als afzonderlijke zinnen worden be-beschouwd.
4. Tel de lettergrepen
Tel zoals u het woord zou uitspreken. In het Engels telt men een woord als asked als één lettergreep, determined als drie lettergrepen. In het Nederlands, althans in het A.B., worden vrijwel alle geschreven lettergrepen afzonderlijk uitgesproken. Cijfers berekenen zoals ze worden uitgesproken: 1957, acht lettergrepen. Komen dergelijke getallen vaak in een tekst voor, dan is het verstandig ze van de telling uit te sluiten. Deel het aantal lettergrepen door het aantal woorden van het getoetste gedeelte.
| |
b. Is de tekst aantrekkelijk?
Het antwoord vindt men door alle woorden en zinnen, die betrekking hebben op personen, te tellen en het percentage van de steekproef te berekenen.
Onder persoonlijke woorden verstaat Flesch: alle persoonlijke voornaamwoorden: ik, mijzelf, jij, enz. Alle namen van mensen en dieren (namen met titels als één rekenen, bijvoorbeeld: de heer Ollie Bommel). Aanduidingen van personen waaruit het geslacht blijkt: de tuinman, de actrice. Echter niet als groepsnaam: de ambtenaren, de onderwijzers.
Onder persoonlijke zinnen verstaat hij: iedere zin, die als een gesproken zin kan worden beschouwd. ‘Mijnheer’, riep hij, ‘u vergrijpt u aan staatseigendommen’. Voorts vragende, gebiedende zinnen, uitroepen, en andere zinnen die zich direct tot de lezer richten.
De namen voor de typen van tijdschriften en voor de schoolopleiding in de onderstaande tabel heb ik enigszins vernederlandst. Readersdigest, slick- en pulp-fiction heb ik maar zo gelaten. De woorden universiteit, H.B.S. en Mulo zijn een ‘benadering’ van de Amerikaanse begrippen. Ik hoop niet dat iemand met een universiteits-, een H.B.S.- of een Mulo-opleiding of een Lagere School zich door zijn plaats in de tabel te kort gedaan voelt.
Kwalificatie gemakkelijkheid |
Stijl |
Tijdschrift typerend voor de groep |
Overeenkomstige schoolopleiding |
Aantal lettergrepen per 100 woorden |
Gemiddeld aantal woorden per zin |
0-30 |
zeer moeilijk |
wetenschappelijk |
Universiteit |
192 of meer |
29 en meer |
30-50 |
moeilijk |
academisch |
H.B.S. en enige jaren universiteit |
167 |
25 |
50-60 |
vrij moeilijk |
vrij hoog niveau |
enige jaren H.B.S. |
155 |
21 |
60-70 |
standaard |
‘readers digest’ |
Mulo |
147 |
17 |
70-80 |
vrij gemakkelijk |
‘slick-fiction’ |
6e leerjaar |
139 |
14 |
80-90 |
gemakkelijk |
‘pulp-fiction’ |
5e leerjaar |
131 |
11 |
90-100 |
zeer gemakkelijk |
stripverhalen |
4e leerjaar |
123 of minder |
8 of minder |
| |
| |
Kwalificatie aantrekkelijkheid |
Stijl |
Tijdschrift typerend voor de groep |
Percentage persoonlijke woorden |
Percentage persoonlijke zinnen |
0-10 |
taai |
wetenschappelijk |
2 of minder |
0 |
10-20 |
matig interessant |
handel |
4 |
5 |
20-40 |
interessant |
‘readers digest’ |
7 |
15 |
40-60 |
zeer interessant |
New Yorker |
11 |
32 |
60-100 |
dramatisch |
‘Fiction’ |
17 of meer |
58 of meer |
De formule die men natuurlijk achteraf moet gebruiken ter controle en niet als voorschrift voor een goede stijl, is in werkelijkheid nog veel meer gedetailleerd. Het uitrekenen van de vier factoren levert na een bepaalde vermenigvuldiging en aftrekking een kwalificatie op, bijv. moeilijk en taai, standaard en matig interessant.
De formule is wel erg voor Amerikaanse toestanden; proeven bij het Instituut voor Perswetenschap in Amsterdam gaven negatieve resultaten wat onze taal en ons land betreft. Wij zullen nu aan de hand van de twee volgende teksten die ieder voor een verschillend publiek zijn, nagaan hoe men de leesbaarheidformule kan gebruiken. Voorbeeld A is een stuk uit het bekende verhaal van Bommel, dat in de Volkskrant en de N.R.C. verschijnt. Voorbeeld B is een eigen fantasie, nl. het verslag van Dorknoper. De schuine streep geeft een aantal van 100 woorden aan.
| |
A. Heer Bommel en de zwelbast Authentieke tekst
Gedurende enkele ogenblikken stond de ambtenaar Dorknoper geheel verstijfd naar de bezigheden van de rover te kijken. Toen vond hij echter zijn stem weer terug.
‘Mijnheer’, riep hij schril, ‘u vergrijpt u aan staatseigendommen! Laat dat onmiddellijk na! Leg die geldzakken netjes terug, dan zal ik u oogluikend laten gaan.’
‘Terugleggen?’, zei de Zwelbast met een ruwe lach. ‘Dit is de mooiste buit sinds vele manen. Kom makker, help eens een handje!’
‘Eh, ja...’, zei heer Ollie zwak, ‘dat is te zeggen... ik eh... hmpff!’
De beambte wendde zich handenwringend naar hem om.
‘U bent toch een rechtschapen burger, meneer / Bommel!’, jammerde hij.
‘Hoe kunt u toestaan, dat de belastinggelden op deze wijze gemanipuleerd worden? Dit is een zware overtreding, meneer! Dit lijkt op diefstal!’
‘Eh... ja zeker’, prevelde heer Ollie. ‘Dat is te zeggen...’
‘Het is roof!’, riep Zwelg, de laatste zakjes naar buiten werpend. ‘Een mooie, afgeronde roof!’
‘Daar staan zware straffen op!’, schreeuwde de ambtenaar overspannen. ‘Dit kan u beiden duur te staan komen krachtens het Wetboek van Strafrecht!’
De Zwelbast klopte zich de handen af en trad naar voren. ‘Wat zullen we met jou doen?’, vroeg hij, terwijl hij de heer Dorknoper in de kraag greep. / ‘Gevangen houden en een losgeld vragen?’
‘Niet doen’, zei heer Bommel haastig. ‘Dat hoort niet zo. Ik bedoel, de regering betaalt niet voor ambtenaren, als u begrijpt wat ik bedoel. Laat hem gaan, heer Zwelg!’
‘Zoals je wilt, makker’, zei de rover.
Hij plaatste de beambte achteloos achter het stuur van zijn auto en blies het voertuigje met een geweldige ademstoot uit het gezicht...
| |
B. Rapport van nevenstaande gebeurtenis door de heer J. Dorknoper
In verband met het feit dat ondergetekende bij het aanschouwen van de wederrechtelijke handelingen van de rover in eerste instantie verstijfd was van ontzetting, hetgeen ten gevolge had dat niet direct beschikt kon worden over voldoende geluidsvolume, kon de rover eerst na enig tijdsverloop toegevoegd worden dat hij zich aan staatseigendommen vergreep, hem daarbij aanduidende dat, indien hij de geldzakken wederom te bestemder plaatse zou deponeren, de geconstateerde overtreding als niet begaan zou worden beschouwd.
De Zwelbast, zich tot de heer Bommel wendende teneinde een spoedig vervoer van het gestolene te bewerkstelligen, deelde ruw lachend mede niet genegen te zijn dit bevel op / te volgen, weshalve ondergetekende de heer Bommel benaderde, hem zijn plicht als rechtschapen burger onder het oog brengende, waarbij hem erop werd gewezen dat het manipuleren met belastinggelden, op de wijze als door voornoemde Zwelbast werd gedaan, als een zware overtreding diende te worden aangemerkt, immers deze handeling scheen op diefstal te gelijken.
Terwijl de heer Bommel doende was met enkele zwak klinkende, onsamenhangende woorden zijn positie nader te preciseren, werden door de rover die zich ter plaatse van het voertuig ophield, de laatste zakken belastinggelden naar buiten geworpen, waarbij hij zich evenwel dusdanig vergat dat hij zijn bekentenis het woud inslingerde: / ‘Het is roof, een mooie afgeronde roof!’
Hieropvolgend, met een laatste krachtsinspanning, werd deze lieden in naam der wet toegeroepen, dat, ingevolge het Wetboek van Strafrecht zware straffen zouden worden opgelegd, hetgeen de Zwelbast nochtans niet verhinderde ondergetekende in de jaskraag te vatten en aldus op de bestuurdersplaats van het voertuig te laten nedervallen.
Rest nog te verklaren dat de rover de intentie had tot gevangenneming over te gaan, zulks met het oogmerk van de regering een losgeld te verkrijgen, hetgeen door Bommel, de huidige regeringspolitiek met betrekking tot de losgelden ten aanzien van gevangengenomen ambtenaren beneden de rang / van staatssecretaris kennende, werd verijdeld.
| |
| |
De gemiddelde lengte van de zinnen is in het authentieke stuk 7, in het rapport van Dorknoper 51. Het gemiddeld aantal lettergrepen bij tekst A 155, bij tekst B 191. Geclassificeerd volgens Flesch valt tekst A in de categorie ‘standaard tot vrij gemakkelijk’; tekst B komt beneden het nulpunt.
In de aanvang is gezegd dat leesbaar schrijven inhoudt rekening houden met de personen voor wie het geschrevene is bestemd. Niemand verwacht van de heer Dorknoper een verslag in de geest van tekst A. Maar heer Dorknoper zou er toch goed aan doen zijn tekst grondig te herzien:
• | Lijdende vorm uitbannen en zo veel mogelijk actieve vorm gebruiken. |
• | Zinnen die meer dan 30 woorden tellen splitsen. |
• | Hoogdravende woorden (aanschouwen, bewerkstelligen, aanmerken), vervangen door meer eenvoudige. |
• | Overbodige woorden schrappen (in verband met, met betrekking tot, ten aanzien van, waarbij). |
• | Vreemde woorden vervangen door Nederlandse (preciseren, intentie, in eerste instantie). |
• | Lange woorden vervangen door korte (geluidsvolume, tijdsverloop, hieropvolgend). |
Misschien behoort u tot de gelukkigen die dergelijke teksten nooit onder ogen krijgen; misschien maakt u de tegenwerping dat dit voorbeeld sterk gechargeerd is. Mag ik dan uit de voor het grijpen liggende voorbeelden van moeilijke leesbaarheid een artikel uit het Rijksambtenarenreglement laten volgen?
| |
Oorspronkelijke tekst
Voor de ambtenaren, die niet gedurende het volle kalenderjaar werkelijk dienst hebben gedaan, wordt de duur van het vakantieverlof zo mogelijk van het lopende en overigens van een volgend kalenderjaar, naar evenredigheid verminderd, met dien verstande, dat het resterend gedeelte tot hele dagen naar boven wordt afgerond en dat zodanige vermindering in geval van afwezigheid wegens ziekte of wegens verblijf onder de wapenen, anders dan voor eerste oefening, alleen zal worden toegepast, bijaldien de afwezigheid langer dan onderscheidenlijk 3 maanden en 6 weken heeft geduurd.
| |
Herziene tekst
Heeft een ambtenaar niet het volle kalenderjaar werkelijk dienst gedaan, dan wordt zijn vakantieverlof naar verhouding verminderd. Dit gebeurt echter alleen indien de onderbreking een gevolg was van a) ziekte langer dan drie maanden; b) opkomst in militaire dienst, uitgezonderd voor eerste oefening.
Het verlof wordt zo mogelijk ingehouden in het lopende en voorts in een volgend kalenderjaar. Het resterend gedeelte wordt tot hele dagen naar boven afgerond.
In de oorspronkelijke tekst (A) heeft de opsteller kans gezien 86 woorden in één zin samen te brengen. Wie verwondert er zich dan nog over dat een groot aantal mensen slecht op de hoogte is van het reglement, waarin hun arbeidsvoorwaarden zijn neergelegd? De herziene tekst bestaat uit zes zinnen, met een gemiddelde van 11,3 woorden per zin. Het totaal aantal woorden bij B is voorts teruggebracht tot 68. Dit werd bereikt door overbodige woorden weg te laten, zoals: gedurende, de duur van, overigens, met dien verstande, zodanige, wegens, bijaldien, onderscheidenlijk.
Het gemiddeld aantal lettergrepen, per 100 woorden berekend, bedraagt bij A 196 en bij B 167. B krijgt nu als kwalificatie vrij moeilijk tot standaard. Dit is nog vrij hoog, ondanks het mooie gemiddelde van 11,3 woorden per zin. Een groot aantal lange woorden was echter niet door andere te vervangen. Het herzien van een dergelijke tekst kost veel inspanning en hersenarbeid. Flesch heeft eens gezegd: ‘Easy reading is easier to read than to write’! Dit motto was mij uit het hart gegrepen, toen ik na lang zwoegen tekst B had geproduceerd.
Als conclusie zou ik hier willen noemen dat deze toets, ook al is hij op de toestanden in Amerika gebaseerd, mij zeer nuttig lijkt.
| |
Bezwaren en voordelen
De Franse schrijver-piloot, de Saint-Exupéry, spreekt in een nagelaten brief zijn ontzetting uit over het kleurloze kudde-bestaan van de huidige mens. In die prachtige brief, verstuurd vanuit zijn oorlogsbasis, schrijft hij over de mens ‘die gevoederd wordt met standaard-cultuur, zoals je ossen voert met hooi’.
Dit citaat dient om de ingezonden brieven te voorkomen van lezers, beducht voor de invoering van Amerikanismen ‘waar het mooiste bij wegvalt’ (zoals mij eens door een opponent werd voorgehouden), of die er behoefte aan voelen de methode te kwalificeren als ‘de triomf der oppervlakkigheid’. De fout van deze opponent was dat hij alle taalgebruik op één lijn stelde en meende dat een auteur als Van Schendel ook zou moeten worden ‘geFlescht’. Hoewel het overbodig lijkt er nog eens de aandacht op te vestigen, wil ik toch met nadruk verklaren dat deze proeven er zijn om enkele aspecten te meten die bepaalde teksten moeilijk leesbaar maken.
Zou er werkelijk winst zitten in het onderzoek van de leesbaarheid? Uit onderzoekingen in Amerikaanse landbouwbladen is komen vast te staan, dat verbetering van de leesbaarheid volgens de hier geschetste normen, het aantal lezers met vele procenten kan doen stijgen.
B. de Leeuw-Polak.
| |
Van de redactie
Het bovenstaande artikel is op ons verzoek geschreven door Mevr. De Leeuw, de hoofdredactrice van Tuinbouw-mededelingen. Wij zijn haar voor haar heldere uiteenzetting zeer dankbaar. Zij heeft enige jaren geleden een studiereis door Amerika gemaakt en daar grondige ervaring opgedaan met de methode die zij in dit artikel beschrijft. Zelf hebben wij al meermalen betoogd dat het taalgebruik moet zijn gericht naar de kennis en ontwikkeling van het publiek dat men wil bereiken. De methode van Flesch geeft ons een middel ter controle. Wij hopen dat ook voor de Nederlandse taal soortgelijke onderzoekingen op wetenschappelijk peil zullen worden verricht.
|
|