Toerekeningsvatbaar
Toerekenen betekent ‘oordelen dat een daad moreel en juridisch voor iemands rekening komt, omdat hij deze heeft begaan in het volle bezit van zijn geestelijke vermogens en niet onder dwang van buitenaf’ (WNT). Dus als ik een persoon een daad toereken, wordt de daad aan de persoon toegerekend door mij. De wet bepaalt: niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing zijner geestvermogens niet kan worden toegerekend.
Is zo iemand nu ‘ontoerekenbaar’ of niet ‘toerekeningsvatbaar’? Aangezien -baar een lijdende maar soms ook een bedrijvende betekenis kan hebben (drinkbaar is ‘kan gedronken worden’, bestaanbaar is ‘kan bestaan’), is een ‘toerekenbare’ dus iemand die toegerekend kan worden of iemand die kan toerekenen. Zonderling! De daad kan immers toegerekend worden en de rechter kan toerekenen. Verschillende rechtsgeleerden hebben getracht de knoop te ontwarren. Jammer genoeg is de knoop nog wat meer verward geworden daar het Duitse zurechnungsfähig als voorbeeld heeft gediend voor de nieuwe vorming toerekeningsvatbaar. Heel veel verder komt men met dit verwerpingsvatbare woord niet, want is het nu duidelijk wie vatbaar is: de rechter, de dader of de daad? De tragedie wil verder dat het voorstel toerekenbaar - toerekenlijk evenmin kans op succes heeft, daar toerekenlijk betekent ‘kan toegerekend worden’ (gelijk begrijpelijk ‘kan begrepen worden’) maar ook ‘kan toerekenen’ (gelijk verrukkelijk ‘kan verrukken’). Er is wel een oplossing: de rechtsgeleerden moeten het eens worden over de definitie en niet de taalgeleerden. Om uit de knoop te komen moeten ze zich houden aan de paren toerekenbaar: daad en toerekeningsvatbaar: persoon. Of ze moeten enige nieuwe woorden voorstellen, doch dat lijkt ons vrij moeilijk omdat de twee betwistbare woorden reeds lange tijd ook bij het niet-rechtskundige publiek bekend zijn.