Dikwandig
In technische kringen is onenigheid ontstaan over de vraag of afleidingen van het type ‘dikwandig’ als behoorlijk Nederlands beschouwd kunnen worden. De tegenstanders beroepen zich op het onomstotelijke feit dat de samenstelling ‘dikwand’ onjuist is, zodat de afleiding ervan met -ig verworpen moet worden. De voorstanders wijzen op het ongemakkelijke van de omschrijving: een dikwandige buis moet dan telkens worden ‘buis met dikke wand’.
Het achtervoegsel -ig is zonder twijfel goed Nederlands. De algemene betekenis is: datgene hebbend wat in het grondwoord wordt uitgedrukt. Oorspronkelijk kwam het alleen voor bij zelfstandige naamwoorden: heuvelig, moerassig, pittig, wazig, moedig, machtig, nuttig. Het heeft een grote uitbreiding gekregen zowel in betekenis als in mogelijkheid van plaatsing; men vergelijke: levendig, enig, dromerig, nietig, begerig, gelovig. Let ook eens op het verschil tussen goed-goedig, lief-lievig, zoet-zoetig. Tot zover is de vorming ‘dikwandig’ in het systeem op haar plaats, maar - zo luidt immers het bezwaar - een ‘dikwand’ is verkeerd! Bij oudere woorden kan men erop wijzen dat het grondwoord zelfs geheel verloren gegaan is: behendig, wispelturig, nieuwsgierig en - een van de fraaiste Nederlandse woorden - deftig. Ter verklaring en ter bescherming van ‘dikwandig’ willen wij daarom wijzen op de mogelijkheid van het Nederlands om bijvoeglijke naamwoorden op te maken die bestaan uit 1o onverbogen bijvoeglijk naamwoord of telwoord, 2o zelfstandig naamwoord, 3o achtervoegsel -ig. Ze duiden het bezit van het genoemde aan. U kunt een lange lijst van dit type aanleggen: tweedelig, vrijzinnig, zwartharig, dikbuikig, vrijmoedig, gelijknamig, gelijksoortig, eenzijdig, hardhandig. Tweedeel, vrijzin, zwarthaar, dikbuik, vrijmoed, gelijknaam, gelijksoort, eenzijde, hardhand bestaan ook niet, maar de bijvoeglijke naamwoorden op -ig ermee zijn in orde.
Nog een kort woord over de kwestie ‘omschrijving’. Natuurlijk moet men een omschrijving nemen als het woord beslist verkeerd Nederlands is. Maar dat neemt het feit niet weg dat de technische taal aan een direct typerend woord de voorkeur geeft boven een lastige omschrijving. We moeten op dat punt ook wat soepel zijn. Nu woorden als godverlaten, huiszittend, wereldberoemd, taalgeleerde, noodgedwongen in onze taal zijn aanvaard, kan men moeilijk blijven strijden tegen loonintensief, spiegelgezaagd, temperatuursafhankelijk. Verandert u maar eens telkens ‘spiegelgezaagd’ in ‘in de richting der mergstralen gezaagd’! Voorlopig genoeg hierover. Dat hier een moeilijk werk gedaan moet worden door een ‘technische taalgeleerde’, is duidelijk. Hij kan zich niet telkens blijven beroepen op zijn zuivere taalgevoel: hij moet begrip tonen voor de taalnood in de techniek zonder stinkende wonden te maken.