Had is ons te glad af
(P.) Enkele maanden geleden heeft Onze Taal iets geschreven over het gebruik van hebben en zijn als hulpwerkwoord. Er werden een aantal regels gegeven. Ik hoop dat ik de schrijver en de lezers niet ontmoedig als ik een heel speciaal gebruik van had noem, dat zich heerlijk aan die regels onttrekt. Misschien mag ik in dit verband wijzen op een uitspraak van de geniale taalkundige Sapir, die zegt: ‘Taalkunde is tegelijk een van de moeilijkste en een van de fundamenteelste onderzoekingsterreinen’. Dat klopt met wat de Deense taalkundige Hjelmslev zegt: ‘Er is geen filosofie zonder taalkunde’.
Maar dit stukje mag geen bloemlezing van citaten worden, en de niet-taalkundige lezer kan gerust eens glimlachen bij zichzelf en denken: ‘Laten die taalkundigen zichzelf nou ook eens belangrijk vinden. Als alle mensen hun eigen vak het voornaamste vonden, dan waren er geen ongelukkige schepsels meer op de wereld.’ Akkoord! Maar ter zake.
We zijn het erover eens dat je niet kunt zeggen: ik heb gebleven of ik heb gekomen. W.w. als blijven en komen kunnen alleen met hebben vervoegd worden. Pas op. Zei Hamlet niet: ‘Er zijn meer dingen tussen hemel en aarde, Ofelio, dan waar jouw filologie van droomt?’ We stappen over naar de verleden tijd van hebben: ik was wel een uurtje bij oma gebleven gister. Dat is uitstekend Nederlands en het klopt nog altijd met onze regel. Maar nu komt het: ik had wel een uurtje bij oma gebleven gister, als ik maar tijd had gehad; had toch een uurtje bij oma gebleven!
Als u geen Limburger bent, dan kunt u allebei die zinnetjes vrij zeker zeggen. Voor een Limburger klinken ze heel dwaas; hij kent hier alleen was.
Ik zeg niet dat was in die zinnetjes voor mij uitgesloten is, maar ik geef de voorkeur aan had.
Er is ook een heel duidelijk betekenisverschil tussen gevallen waarin had gebruikt kan worden en de andere. Had geeft hier nl. een onwerkelijkheid aan; was kan èn een werkelijkheid betekenen èn een onwerkelijkheid.
Ik zou onmogelijk een feit kunnen weergeven met: ik had wel een uurtje bij oma gebleven gister.
Dat moet voor mij per se was zijn.
‘Er liggen dus veel valkuilen voor de spraakkunstenaar’, zei Jespersen. Ach, daar citeer ik alweer. Neem me niet kwalijk. En vergeef me dat ik de boel weer wat moeilijker gemaakt heb. Mag ik zo vrij zijn om de schuld op de taal te schuiven en erbij te zeggen dat ik persoonlijk zulke onregelmatigheden erg interessant vind? U mag die uitzondering overigens elke naam geven die u wilt; voor mijn part konjunktief.
In dat geval is het A.B.N. dus een konjunktief rijk. Dat hadden we ook nooit kunnen dromen!