Onze Taal. Jaargang 25
(1956)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |||||||||||||
[Nummer 10] | |||||||||||||
De maandelijkse vraagAls U in deze regenmaanden met Uw avonden geen raad weet, kunnen wij U, om het met Hildebrand te zeggen, ‘eene niet onaardige tijdpasseering’ verschaffen. U moet daarvoor de beschikking hebben over een handjevol spraakkunstige termen van het werkwoord: persoonsvorm, onbepaalde wijs, hulpwerkwoord, deelwoord. Dus bijv. bij ‘lopen’: loopt, (te) lopen, heeft (gelopen), gelopen. Het verschil tussen hoofd- en bijzin is U bekend, ook al zal de precieze formulering daarvan niet meevallen. Bega niet de fout er hoofd- en bijzaak van te maken. Met deze kennis gewapend, neemt U een roman, liefst een van de laatste tien jaar en liefst een van meer dan 300 bladzijden. U gaat daarmee een litteratuurschennende daad verrichten: alle bijzinnen aanstrepen waarin naast de persoonsvorm een deelwoord of onbepaalde wijs voorkomt. Kortom opletten of er staat:
Nu optellen hoeveel keren U A gevangen heeft en hoeveel B. Zeg niet dat dit spelletje een hoge graad van stompzinnigheid verraadt. Tellen is een boeiende bezigheid, een kind dat het pas geleerd heeft, kan er uren mee zoet zijn en hoe zouden wij weten dat het Amsterdams Paleis op dertienduizend zoveel palen staat als niet iemand die geduldig had geturfd? Dan gaat U een stapje op de wetenschappelijke ladder hoger: statistieken maken, bijv. van de soorten zinnen waarin A of B voorkomt, van de soorten werkwoorden, van het aantal lettergrepen van deelwoord en onbepaalde wijs. Als U met dit alles klaar gekomen bent, kunt U het antwoord geven op de vraag die wij op zijn minst eenmaal per maand moeten beantwoorden:
Is het ‘gedaan heeft’ of ‘heeft gedaan’? U zult met een onverteerbare spijtigheid moeten antwoorden: het mag allebei! Nu laten antwoorden waarin het kan vriezen en dooien, teleurstelling achter. We proberen daarom nog op een andere manier achter het geheim te komen. Eigenlijk zou U dan over veel vrije tijd moeten beschikken en veel geld. Met een bandopnemer in Uw binnenzak en een microfoontje aan Uw polshorloge het land afreizen en de taal op heterspraak betrappen: gedaan heeft of heeft gedaan. Jammer genoeg verkeren vele mensen nog in het vertelstadium van toen en toen en toen, zodat er betrekkelijk weinig bijzinnen te horen zijn. Er blijven er echter nog genoeg over om een paar gevolgtrekkingen te maken. Zonder microfoontje gaat het ook. Probeer het niet bij Uzelf! U kunt honderden malen voor het in slaap vallen tegen Uw beddelakens fluisteren: wat zeg ik: gedaan heeft of heeft gedaan, U komt er toch niet achter. Zelf hebben we volgorde van de werkwoorden in de bijzin in allerlei gesprekken een paar dagen lang zorgvuldig gadegeslagen. Het beste doet men dat in gesprekken waar men zelf ‘buiten’ kan staan, anders vraagt het onderwerp ons teveel op. Zo hebben wij o.a. een z.g. colloquium van werktuigbouwkundige ingenieurs bezocht. Het ging over ‘stromingsbeelden optredende bij de gezamenlijke stroming van gas en vloeistof in horizontale buizen’, een onderwerp waarbij wij ons door de formules niet lieten opwinden maar uitsluitend gelet hebben op gedaan heeft - heeft gedaan. Het komt ons voor dat ‘gedaan heeft’ en ‘zal doen’ het winnen. Toeval is in ons onderzoek natuurlijk niet uitgesloten. Het zou eigenlijk op veel groter schaal moeten gebeuren. Daar het ons voorlopig aan genoeg gegevens ontbreekt, kunnen wij het volgende overzicht niet anders dan met enig voorbehoud geven. In het overzicht maken wij onderscheid tussen verschillende types. Daarvoor is o.a. de term modaal hulp- | |||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||
werkwoord nodig. Men bedoelt daarmee woorden als moeten, mogen, kunnen, willen; ze geven een wens, een mogelijkheid, een onzekerheid e.d. te kennen.
Bent U het ermee eens? Dus niet bij U zelf gaan uitzoeken maar anderen betrappen! Wij wijzen nog op een kleine complicatie. U weet natuurlijk dat het deelwoord kan voorkomen als een z.g. naamwoordelijk gezegde. Bijv. ‘hij is erg populair - hij is erg geliefd’. Komen zulke wendingen in een bijzin voor, dan kunt U vaststellen dat ze afwijken van het normale type. Gewoon is ‘dat hij erg geliefd is’, onmogelijk ‘dat hij is erg geliefd’. Wij kunnen ons vergissen, maar wij voelen een verschil in ‘hij ziet dat het raam gesloten is’ en ‘hij ziet dat het raam is gesloten’. Het eerste betekent dat het raam in gesloten toestand is en het tweede dat iemand het gesloten heeft. In beide gevallen is het raam dicht; als dit U te haarkloverijig lijkt, mag U ophouden met lezen en het blad in de prullenmand gooien. We zouden dus kunnen antwoorden op de maandelijkse vraag dat in de gesproken taal bij het deelwoord de persoonsvorm meestal achteraan staat, terwijl deze bij de onbepaalde wijs meestal vooraan staat. Iedereen voelt echter wel dat we hiermee er nog niet zijn. Er is ook geen uitsluitsel nodig voor de gesproken taal: niemand weifelt bij zijn keuze. Juist als we gaan schrijven, merken we dat we het woordje meestal naar links en naar rechts kunnen uitrekken. Eerst nog dit: de gevallen waarin een opeenstapeling van vormen optreedt - hij zei dat het eigenlijk met hem gedaan geweest zou moeten zijn - laten we maar buiten beschouwing. Alleen merken we nog op dat ook in de hoofdzin daarbij een keuze bestaat. Wat is het: het zal gedaan worden, òf het zal worden gedaan? Voorzover wij dit uit het mondelinge gebruik konden opmaken, komt het eerste meer voor. Wij kunnen dit verklaren uit het ritme van de gewone mededelende zin. Daarin loopt namelijk de toonhoogte op het einde naar beneden. Het deelwoord ‘gedaan’ heeft de klemtoon omdat het het voornaamste is, ‘worden’ is het zachte slot. We zeiden de gewone mededelende zin. In woede kan bijv. een leraar met de vuist op de lessenaar roepen: het zal niet alleen worden opgeschreven, maar ook worden geléérd! Ook hier geldt het bijzondere geval dat wij bij de bijzin signaleerden: het naamwoordelijke gezegde. Onmogelijk is: hij zal zijn bedroefd, terwijl ‘hij zal zijn bedrogen’ goed klinkt. Gedaan heeft - heeft gedaan, allebei is goed. Is er dan geen enkele mogelijkheid om een bewuste keuze te doen? Goed schrijven is altijd een bewuste keuze uit een veelheid van mogelijkheden. Een bepaalde manier past bij onszelf, onze lezers, ons onderwerp. Nu maakt gedaan heeft - heeft gedaan niet zo heel veel uit, maar om het onbevredigende antwoord ‘allebei is goed’ wat meer aanvaardbaar te maken, geven we U het volgende in overweging: 1. Op de een of andere manier kunnen het ritme en de klank van de zin de plaats bepalen. Storend is bijv. ‘dat hij gehad had’, men schrijft eerder ‘dat hij had gehad’. Het is het beste te demonstreren bij de tekst van een goed redenaar van wie wij kunnen aannemen dat hij bij het schrijven van zijn tekst deze ook hóórt. Een zin uit de rectorale herdenkingsrede van Delft (1955): de hogeschool sloot een vreemd verbond met de oude, beslotene, meest innige stad van Holland, die dulden kon met de berusting der eeuwen. ‘Dulden’ krijgt relief door ritme en het stafrijm van de drie d's. Toeval? Wij betwijfelen het. 2. Het is goed mogelijk dat men al schrijvend naar een zekere afwisseling zoekt en zich daarbij door geen enkel ander motief dan afwisseling laat leiden. Merkt men dat ‘gedaan heeft’ veel voorkomt dan verandert men er een paar in ‘heeft gedaan’. 3. Het aantal woorden en de belangstelling van een woordgroep bepalen ongemerkt ook onze woordvolgorde. Zo lijkt ons niet goed mogelijk een zinnetje als: misschien dat je hem spelen hoort! Daarentegen wel: misschien dat je hem spelen hoort op die ouwe valse piano van je broer. Nogmaals, zo lijkt het ons... 4. Op het einde van de vorige en in het begin van deze eeuw was het bij de schrijvers van en om de Nieuwe Gids mode de woordschikking geweld aan te doen. Men kan talloze voorbeelden daarvan vinden bij Van Looy en Augusta de Wit. Bijv. van de laatste: Van den vasten wal hebben voor altijd zij af zich gekeerd. Ons klinkt dit na een halve eeuw zeer gemaniëreerd in de oren. De oudere schrijvers wilden met hun van de norm afwijkende taal een hevige be- | |||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||
wogenheid uitdrukken. Misschien werkt nog iets van die gewoonte door. 5. In vormelijke, ambtelijke stijl pleegt men afstand te nemen van de gewone taal. Hoe groot die afstand mag zijn, is een vraagstuk dat meermalen in dit blad besproken is. Als er gesproken wordt van ‘dit mag gedaan worden’ zal de ambtelijke stilist wie weet opzettelijk kiezen ‘dit mag worden gedaan’. 6. Het Duits heeft in de bijzin als vaste regel de persoonsvorm achteraan. In de afkeer van Duitse invloed kan men stelselmatig in plaats van ‘dass er es getan hat’ schrijven ‘dat hij het heeft gedaan’. Dit des te meer omdat dit toegestane type zo uitstekend rijmt op het bijna-voorgeschreven type ‘dat hij het zal doen’. Soms weet men werkelijk niet wat te kiezen. Dringt zich dan een vergelijking met het Duits op, dan kiest men het niet-Duitse type. We hebben dit verschil tussen beide talen al eens gekenschetst als vrijheid tegenover gebondenheid. Het maandelijkse antwoord ‘het mag allebei’ geeft ons behalve een gevoel van teleurstelling ook dat bevrijdende idee los te zijn van een strakke regel. Goed taalgebruik zou een dodelijke versaaiing zijn als het alleen maar afhing van stipte gehoorzaamheid aan strenge voorschriften. ‘Het mag allebei’ geeft ons zo nu en dan de mogelijkheid van een speelse keuze. Achteraf hebben wij die speelse vrijheid in ons eigen artikel dat U nu gelezen hebt, eens gecontroleerd. Het klopt met die persoonsvormen vooraan en achteraan. Alleen op blz. 41, kolom 2, regel 13 staat ‘te horen zijn’. Dit zou in strijd kunnen zijn met onze eigenwijze opmerking nummer 5, kolom 1 van blz. 42. Maar met onze eigen wijsheid kunnen we die omdraaiing heel gemakkelijk verklaren. |
|