Spontane taal
(B.-d. S.L.) Bij het korrigeren van opstellen van leerlingen komt men telkens voor de vraag te staan, in hoever men de natuurlijke en spontane taal van kinderen moet besnoeien en de eis van grammaticale zuiverheid moet stellen. Een typisch staaltje van spontaan vertellen noteerde ik uit een opstel van een leerling 1ste kl. gymnasium, waarvoor ik eigenlijk geen grammaticaal juiste oplossing weet die mij geheel bevredigt. Mogelijk kunt U een betere lezing aan de hand doen:
‘(Blaeck) bleef alleen over met een huishoudster Ellen en een gezelschapsjuffrouw (Clara), die op Blaeck verliefd werd en Blaeck op juffrouw Clara.’
In een mondeling verteld verhaal zou een dergelijke onlogische constructie onopgemerkt voorbijgaan. Acht u die ook in een schriftelijk opstel toelaatbaar? Maakt men de bijzin ‘die op B. verliefd werd en B. op juffrouw Clara’ tot hoofdzin, dan gaat iets van de innerlijke logica verloren.
(Red.) Spontaan vertellen is altijd mooi. Stellen we het verhaal schriftelijk op, dan verliezen we door die handeling al een groot stuk spontaneïteit, want schrijven is tegenover spreken altijd onnatuurlijk. Taal is in eerste en laatste instantie klank. Hoever men moet gaan met het besnoeien van de spontane taal, is een zaak tussen leraar en leerling. Elk geval is anders. Is dit uit een opstel van een twaalfjarig kind en vertelt het werkelijk fleurig en levendig zonder al te gekke bokken tegen de zinsbouw te maken, dan zouden wij hieronder geen rode streep zetten. Het kind zou wel eens een afkeer kunnen krijgen van spontaan vertellen en dat is erger dan een fout maken. Op den duur zal het spelenderwijs leren hoe ook in ‘grammaticaal zuivere taal’ vlot verteld kan worden. Uw ‘besnoeien’ is wel sterk uitgedrukt. Het doet denken aan het meedogenloze hakken in een bloeiende rozenstruik. Er is toch nog een flinke ruimte tussen praatstijl en boekenstijl. Het valt ons telkens weer op dat er maar weinig kinderboeken zijn die werkelijk de taal van het kind vertonen in de ‘grammaticaal zuivere’ vorm van de volwassene.
Hoe de zin opgelost moet worden, weten we niet. Tenminste niet zoals U dat wenst. We twijfelen er wel aan of de zin in een mondelinge vertelling zó geklonken zou hebben. Bijvoeglijke bijzinnen hoort men niet veel en zeker niet zulke waarin de handeling van de bijzin gebeurt na die van de hoofdzin: we gingen uit met de auto die aangereden werd. In zekere zin is ‘verliefd worden’ later dan ‘achterblijven’.