Onze Taal. Jaargang 25
(1956)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
Deze zin stond in een brief en prompt is de strijdvraag ontbrand: moet dit ‘anderen’ mèt of zònder ‘n’ worden geschreven. De voorstanders - dus met een n - gaan van het standpunt uit, dat het bijvoeglijk naamwoord ‘andere’ zelfstandig is gebruikt en in de plaats treedt van ‘adressen’. In zo een geval krijgt het een n. Zij zijn van mening, dat zodra een bijvoeglijk naamwoord zelfstandig wordt gebruikt een n wordt achtergevoegd (met uitzondering van de stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden, die reeds een n hebben); ‘de andere adressen’, doch: ‘de anderen’. De tegenstanders zeggen: ‘de andere’ heeft betrekking op een zaak (adressen) en niet op personen. Wanneer een zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord betrekking heeft op een zaak komt er geen n achter; heeft het zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord betrekking op personen, dan komt er wel een n achter. Wilt u een oordeel vellen? Wanneer uw uitspraak ten gunste van de tegenstanders uitvalt blijft nog de vraag: hoe wordt naar uw mening onderscheid gemaakt tussen enkelvoud en meervoud? In de gegeven zin is dit eenvoudig omdat het gaat over ‘het adres’ en ‘de andere(n)’. Wanneer echter de zin zou luiden: ‘Wij hebben u slechts drie stoelen kunnen laten zien, spoedig hopen wij echter ook de andere(n) (meerv.) te tonen’. Wat dan?
(Red.) De tegenstanders hebben gelijk. De n wordt in zulk een geval slechts geschreven als het over personen gaat. Het moet ons van het hart dat wij de bewuste regel nooit bewonderd hebben. Het onderscheid zelfstandig - bijvoeglijk is soms wel erg academisch. Men zegt dan: als je het in dezelfde zin genoemde woord erachter kunt zetten, is het bijvoeglijk. Dus ‘velen onzer hebben de zee nooit gezien’ maar ‘vele van onze soldaten hebben de zee nooit gezien’, want men kan zeggen ‘vele soldaten van onze soldaten’. Dat is toch wel een krom taaltje. Als je het kunt zeggen, moet je het met goed fatsoen ook mogen zeggen. Maar de regel blijft de regel en daarmee uit. In de stoelenzin is inderdaad niet formeel het verschil enkelvoud - meervoud aan te geven. U moet of ‘stoelen’ toevoegen of ‘de andere’ tot onderwerp maken, dus: de andere zullen spoedig volgen. Voelt U niets vreemds aan dat ‘spoedig’? Wij zouden zetten: wij hopen u spoedig te tonen.. |
|