hoorde zeggen, vertelde mij, in zijn gymnasiumtijd door een leraar-klassieken tot deze uitspraak te zijn aangemaand, en wel op grond van de spelling. Nauwelijks te geloven. Zou die leraar ook ding uitspreken met vier klanken, omdat er vier letters staan, of hand met een zachte eindconsonant?
Dit ‘op de letter spreken’ (denk even aan tezzamen, aan de z's van op zich zelf, aan op zee, aan talloze andere gevallen, want het geldt voor velen een doorgaande regel zolang zij zich niet ‘vergissen’, aan Zierikzzee ten slotte, waar, zoals wel bekend mocht zijn, de tweede z tot overmaat van ellende op een misvatting berust), die zorg dan om ‘te spreken wat er staat’ doet bestendig over het hoofd zien, dat iemand niet ik zzing en ik vvind kan zeggen zonder tegelijk de voorafgaande medeklinker, de k in dit geval, te verzachten en aldus doende toch nog weer tegen de spelling te zondigen!
Deze al te beknopte uiteenzetting heb ik nodig gehad, om althans enig licht te werpen op het labiele karakter van spiranten in ons klankenstelsel. Daarbij heb ik nog niet gesproken van tussenvormen, die vlees noch vis zijn. Soms weet men niet recht, of iemand Suriname of Zuriname heeft laten horen, waarschijnlijk omdat het noch het een noch het ander is geweest. Dat deze toestand reeds van oude datum is, zou men kunnen afleiden uit de waarneming, dat reeds in de 16e en 17e eeuw voorbeelden bekend zijn van de schrijfwijze Zuares voor de naam van de Spaanse filosoof Suarez, ofschoon erkend zij dat ook hier een andere verklaring zeer wel denkbaar is, eenzelfde als die kan gelden voor de Noordhollandse leraar die zou spreken over de zijfers van zijn leerlingen, nl. hypercorrectie van ‘eigenlijke’ s-sprekers. De spelling, met c, kan het in het laatste geval niet doen, zo min als bij de dezember- en conzert minnaars.
Tegenover het gezag dat vaak aan de spelling wordt gegund, valt nu zoveel te meer het verschijnsel op dat ik met een vraagteken der voorzichtigheid waag te betitelen als een geleerd germanisme. Reeds heel lang geleden heeft het mijn aandacht getrokken; het was, om nauwkeurig te zijn, in de jaren dat ik aan de lippen hing van mijn universitaire leermeesters.. Vreemd klonk het mij in de oren, de s aan het begin van Latijnse woorden vóór klinker als z te horen uitspreken, b.v. in sibi, suum (cuique = kuikwe), se (per se), semetipsum, sonans, semi. Na zoveel jaren heb ik onlangs in dezelfde Utrechtse universiteit dat zonans weer horen klinken. Geleerde, klassiek aandoende benamingen sluiten zich hierbij aan: semantiek, psychosomatisch, sigmatisch.
Hoever deze neiging gaat, durf ik niet zeggen, dus b.v. of men ook spreekt van zonoriteit, zolecisme, zubordinatie, zubstantief, zubstraat, zubject, zyllabe, zyncope, zylleps, zynecdoche, zynoniem, enz. enz. Wel is mij bijgebleven, dat deze z in zibi e.d. mij destijds niet alleen vreemd, maar ook gedistingeerd aandeed; dit echter moet zijn oorzaak hebben gehad in respect voor de persoon en de geleerdheid van wie aldus articuleerden. Latijns is deze uitspraak zeker niet, evenmin Romaans. Kortheidshalve verwijs ik daarvoor naar Prof. Janssens Historische Grammatica van het Latijn (Den Haag 1952). Met de klankwettige verzachting van s vóór klinker (en w), zoals de Nederlandse historische grammatica die kent, is in deze geleerde woorden niets te beginnen; haar toepassing op Latijns materiaal beperkt zich tot oude ontleningen als zijde (seta), zeven (boom), zavel, zeker.
Daarentegen komt mij Duitse invloed zeer aannemelijk voor; deze zou ik dan willen zien in het licht van het prestige dat de Duitse taalwetenschap en filologie zich in de 19e eeuw te onzent in de academische wereld hadden weten te verwerven. Het feit staat ook niet alleen. Behalve bij de s laat het zich waarnemen in bepaalde buigingsvormen van woorden op -icus, waar vóór i de c gehoord wordt als ts: academici, in poeticis. Als derde geval sluit ik hierbij aan de uitspraak van eu in woorden van Griekse herkomst, waar in strijd met de authentieke uitspraak hetzij van vroeger of van nu veelvuldig ui wordt gezegd: eufemisme, eucharistie, en de schooluitspraak van basileus. Onvast is al evenzeer, of in nog hogere mate de behandeling van Europa, waar zelfs drieërlei klank kan worden opgemerkt: ui, ö en u. Blancquaert geeft de tweede, trouwens ook voor eucharistie en eufemisme, die aansluit bij het Frans en bij de normale realisering van geschreven eu. Wederom zie ik voor de ui-uitspraak geen andere verklaring dan invloed van het Duits. Toegevoegd zij de uit andere kring, nl. die van de zangpedagogiek, afkomstige ‘Duitse’ uitspraak van l in al, als, altijd en soortgelijke. Zeer recent is mijn waarneming daarvan bij een zangeres die aldus articuleerde in een pseudo-Middelnederlands liedje van Hoffmann von Fallersleben, - laat ons zeggen als een late hulde aan de dichter.
Om geen misbruik te maken van de gastvrijheid der redactie laat ik andere bijzonderheden onbesproken. Maar de lezer wil misschien eens nadenken over zijn en anderer uitspraak van universiteit, universeel, arsenicum, conservatief, cursus, cursief, consideratie, persoon, - en van research! Wat persoon betreft, ik geloof niet dat ik het woord hier vermeld zou hebben, wanneer ik het niet geregeld met een z opving uit de mond van een hoogleraar, zo vaak hij de behoefte heeft kenbaar te maken, wat hij voor zijn perzoon, hij perzoonlijk over iets denkt.
Prof. dr. L.C. MICHELS.
Op maandag 25 juni 1956, om 12 uur, zal in de Industriële Club te Amsterdam een ledenvergadering worden gehouden.
Agendapunt: verkiezing van de heer Drs. M.J.F. Donkers, te Leiden, tot bestuurslid.