Onze Taal. Jaargang 25
(1956)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
[Nummer 4] | |
Konsekwente inconsequentiesDe Nederlander geeft niet veel om zijn taal. We beginnen zo langzamerhand aan de waarheid van dit gezegde, dat in de jaargangen van ons blad een spreekwoord is geworden, te twijfelen, althans na de geruchtmakende spellingwijziging van 1954. Als een kwart van alle artikelen die daaraan gewijd zijn, eens besteed waren aan de zuivering van onze taal van overbodige, aanstellerige vreemde woorden en knoeierige barbarismen... Sinds augustus 1954 worden wij bestormd met spellingvragen. Waarom hebben wel konstabel en konvooi een k, maar heeft het veel meer gebruikte conducteur zijn c behouden? Waarom toerist een oe en journalist niet? Waarom het Latijnse prospektus een k en het even Latijnse musicus een c? Waarom produktie en vakantie met een k en massaproductie, beursvacantie met een c? Waarom sjaal modern en charlatan ouderwets? Waarom naast tram ook trem en naast jam geen uitwijkmogelijkheid? Waarom zijn de Engelse woorden niet aangepast? Waarom worden eigenlijk niet alle vreemde woorden aangepast aan de uitspraak? Dan zijn we immers voor alle eeuwen uit de moeilijkheden? Onze Taal bemoeit zich niet met de spelling.. De Nederlandse taal kan verzorgd worden in elke spelling.. Het is allemaal wel waar, maar er zit wat struisvogelachtigs in deze houding. Of we willen of niet, we ‘worden er mee bemoeid’. Ook wij moeten bladeren in de woordenlijst en zo hebben we direct ontdekt dat de vakantie en de beursvacantie, de produktie en de massaproductie op een drukfout moeten berusten! Tenminste, Kramers' Woordenboek, samengesteld door de voorzitter van de spellingcommissie, neemt de consequentie van de k. Maar zo gemakkelijk zijn we met alle inconsequenties niet klaar.. ‘Met de tegenwoordige stand van de techniek,’ schrijft ons een geestdriftige vereenvoudiger, ‘- de mens kan een snelheid van 2700 km per uur halen - moet het toch mogelijk zijn een waterdichte spelling te ontwerpen..!’ Een ideale spelling, waarin zelfs geen mogelijkheid tot de beruchte inconsequentie aanwezig zou zijn, is niet te verwezenlijken. Er zou een systeem ontworpen moeten worden dat de klanken precies weergeeft. Zelfs al zou men daarbij geen rekening houden met persoonlijke uitspraakverschillen of streekeigenaardigheden maar zich uitsluitend baseren op een soort Absoluut Beschaafd (wie bepaalt dit? Democratsie of democrasie?), ook dan is men niet uit de nesten. De regel, die blijkens brieven aan onze redactie velen wenselijk achten: spel zoals je spreekt, is een goed werkbeginsel, maar kan nooit geheel en al doorgevoerd worden. Men overwege de volgende punten. 1. De uitspraak van een woord wordt ook bepaald door zijn omgeving in de zin. ‘Van’ in de vorige zin klinkt als ‘fan’, omdat de stemloze k ervoor staat; de laatste klank van ‘ook’ is g(arçon), omdat een stemhebbende b volgt. Dergelijke assimilatieverschijnselen behoren zonder twijfel tot de beschaafde uitspraak. (Zie daarover O.T. aug. 1954). Laat men dit in de spelling doorwerken, dan zijn er voor sommige woorden drie, vier verschillende spellingen nodig en de woorden worden.. onherkenbaar. Gesproken is het woord wel te herkennen, maar luisteren en lezen geschieden onder totaal andere omstandigheden. In de middeleeuwen kon men nog ‘fonetisch’ schrijven omdat toen niet stil maar luidop gelezen werd. 2. Wij moeten in Nederland werken met het Latijnse alfabet; door verdubbeling en combinatie (aa, oo, eu, ie, ng, enz.) komt men tot een stuk of veertig tekens. Er zitten ‘onregelmatigheden’ in het gebruik van dit alfabet: met leren lepel: vijf klanken met hetzelfde teken - een nuttige (vro)lijk(heid): vijf tekens voor dezelfde klank! Dit systeem is onpraktisch, zo men wil. Nog meer onpraktisch zou een fonetisch stelsel zijn. Een strikt op de klank gevormd stelsel zou op zijn minst het dubbele aantal vergen. Eykmans boek, Phonetiek van het Nederlands, heeft er al meer dan tachtig! In een brief over spelproblemen stelt ons lid de heer J.A.K. een stelsel voor van 38 tekens, merendeels ontleend aan het Grieks, waarmee we | |
[pagina 14]
| |
zonder fouten alles kunnen schrijven. Een onuitvoerbaar plan. We zouden ons van de rest van de ‘Latijnse’ wereld en ‘Latijnse’ beschaving afsluiten. Een schrift schept een bepaald beschavingsgebied. 3. Iedere afwijking in de uitspraak behoeft in een spelling niet te worden opgenomen. Naast een fonetisch beginsel bestaat een fonologisch beginsel. De fonologie is de leer van het klanksysteem; zij doet ons de klanken kennen die onderscheidende waarde hebben. ‘Lok’ en ‘lof’ hebben verschillende o's, ‘veer’ en ‘veel’ verschillende ee's. Deze verschillen tellen echter niet mee. 4. De taal is een produkt van de geschiedenis. De afkomst van de woorden (etymologie) is ook in de spelling betrokken. Al hebben wij, gelukkig, geen etymologische spelling als het Frans of het Engels, geheel zonder historische achtergrond kunnen wij evenmin. Het oog herkent langzamer dan het oor: kunstuk (kunststuk), achtien (achttien), hoet (hoed), bij ‘vinden’: vint, vonst (ik vind, jij vindt, vondst). De samenhang van de woorden, hun onderlinge overeenkomst moeten blijven uitkomen. 5. Van de spelling gaat een zekere normaliserende invloed uit. Het woord wordt verschillend uitgesproken, het vliegt als klank weg; het geschreven beeld is een vaste duurzame eenheid voor de taalgebruiker. Met deze normaliserende invloed hangt het conservatisme in de spelling tezamen. Men is aan een bepaalde spelling gewend geraakt: veranderingen neemt men slechts noodgedwongen aan. Dit behoeft lang niet altijd te wijzen op snobisme zoals van een gymnasiast die van de duizenden in het hoofd gestampte Griekse woorden er later nog een paar kent, vooral die met rh beginnen.. De modernste mens die zijn auto, model 1955, in 1956 ijlings gaat verkopen omdat model 1956 een halve meter meer chroom heeft, schrikt terug voor ‘sjaal’ in plaats van ‘shawl’. Daarom is het ook te begrijpen dat pogingen tot spellingwijzigingen in het Frans of Engels tot nu toe ijdel zijn geweest. Er moet in die talen te veel tegelijk gewijzigd worden. 6. Men moet er rekening mee houden dat sommige letters een glans van deftigheid en geleerdheid om zich hebben. In eigennamen is dit duidelijk merkbaar: ey voor ei, y voor ij of ie, uy voor ui, ae voor aa, ck of c voor k. Voor de scheikundige is eter geen aether meer, fenolftaleïen geen phenolphthaleïen. De Culemborger voelt zich als Kuilenburger letterlijk bedrogen. 7. Een spelling moet in de praktijk zonder al te veel moeite hanteerbaar zijn. Ingewikkelde regels zijn uit den boze. De regels uit de 19e eeuw over ee/e, oo/o, s/sch waren sociaal niet meer te handhaven. De spelling van 1954 geeft een vereenvoudiging voor de tussenklank: sterrenkunde-beddegoed. In een heel ver verschiet ligt misschien een oplossing van de kwestie ei-ij en au-ou; maar wie dan leeft, die dan zich ergere.. •
Het grootste gedeelte van de spellingvragen die wij in de afgelopen maanden te beantwoorden kregen, betrof de vreemde woorden. Op dit gebied echter treffen we in onze kringen veel minder voorstanders van vereenvoudiging aan. Door de vreemde woorden zijn we opgenomen in een groter taalgebied dan het onze. We zijn, op een paar vanouds aanvaarde aanpassingen na, gewend aan het antieke, aan de Grieks-Latijnse afstamming herinnerende kleed. Op dit punt voelt men een zekere innerlijke afkeer van modernisering: het woord is niet van ons land alléén. Daarbij komt nog dat juist aan het vreemde woord een bijzondere gevoelswaarde is verbonden die zelfs tot in de spelling tot uiting komt. Chic lijkt meer op de Boulevard Madeleine dan sjiek, een clique is netter dan een kliek. Wij geloven daarom dat het juist gezien is van de spellingcommissie een zekere vrijheid toe te laten bij de groep vreemde woorden die in klank Nederlands geacht kunnen worden. Persoonlijke smaak en stijlgewoonte moeten de doorslag geven juist bij deze woorden; immers, het gebruik alleen al van deze woorden is een kwestie van smaak en stijl. In Duitsland, waar men hard werkt aan een broodnodige spellingvereenvoudiging, kwam de keuze Charme of Scharm ter sprake. Het eerste werd voorgesteld omdat men ‘mit der Schreibung Charme den ganzen Reiz des Fremdartigen, Unausdrückbaren beibehalten will’.Ga naar eind1) De spelling Scharm zou de gebruiker ‘einen vertrauten, biederdeutschen Ausdruck’ in de hand stoppen.Ga naar eind2) Iets anders is de vraag of de nieuwe spelling van de vreemde woorden sociaal goed hanteerbaar is. Geven deze regels van voorkeur en dwang niet evenveel moeilijkheden als de ee/e-regels van De Vries en Te Winkel? Dat geloven wij stellig niet. Het aantal vreemde woorden, hoe verkikkerd ons volk - wijzelf ook (tel ze in dit artikel!) - ook op vreemde woorden is, maakt altijd nog maar een fractie van de gehele woordenschat uit en in het gebruik beperkt men zich weer tot enige tientallen waarvan men de spelling al doende leert. Maar de moeilijkheid blijft, vooral in het onderwijs. Het kind wil a of b hebben en niet a en b. Volgens een bericht in de dagbladpers hebben de onderwijzers besloten van 1 april af een consequent doorgevoerde, sterk vereenvoudigde spelling voor vreemde woorden toe te passen: teorie mag dus niet, maar moet. In Nu Nog, het blad van onze Belgische zustervereniging, lazen wij ongeveer hetzelfde. Moet Onze Taal ook niet deze weg opgaan? Voorlopig blijven we maar gehoorzaam aan de minister en volgen we de, dus ouderwetse, voorkeurspelling. Eerlijk gezegd hebben we, als we te lui waren om in de woordenlijst op te zoeken of er een ou of een oe moet komen, een Nederlands woord genomen. Een onverwachte hulp voor ons streven! En nu de tientallen vragen en vraagjes... Waarom hier een ie en daar een y, hier ae daar een e? Het beste en dikwijls het enige antwoord is: omdat het in de woordenlijst staat. De commissie had na te gaan welke woorden als vernederlandst zijn te beschouwen, welke voor driekwart, welke voor de helft en welke geheel niet. Dat was haar taak en niet de onze. Wij hebben ons daaraan te houden. Wij hadden het probleem zeker nooit beter opgelost, omdat het probleem onoplosbaar is, of men moet alles ‘vreemd’ laten dan wel geheel vernederlandsen. Inconsequent, inconsequent, | |
[pagina 15]
| |
zo klinkt het in de bezwaren en de vragen over de nieuwe spelling. Niet te vlug met dat verwijtende woord! Konstabel en konvooi zijn oude woorden, de k was ook in de oude spelling verplicht. Alle con-woorden zijn bij voorkeur met een c; conducteur is daarop geen uitzondering, al wil een kind van drie jaar al vurig dit beroep kiezen. Toerist kan met een oe, journalist niet omdat dan ook de j vernederlandst zou moeten worden tot zj. Elektriciteit heeft een k en een c omdat de c met s-uitspraak stelselmatig gehandhaafd is. Prospektus mag een k hebben, musicus niet omdat er musici zijn. Sjaal is ook in uitspraak nederlands geworden, charlatan niet. Tram mag trem zijn, jam geen jem omdat we dan zjem of sjem moesten krijgen en dat smaakt niet. De Engelse woorden zijn grotendeels ongemoeid gelaten. Ze zijn nog te jong en in spelling en klank voor ons te bizar. De gewone passen zich zonder moeite aan: start, sport. Een salesmanager kan nooit een seelsmènezjer(?) worden. Zolang we niet ijverig genoeg zijn in het bedenken van Nederlandse woorden, is het niet uitgesloten dat de woordenlijst anno 1996 een skoeter en een mieting zal geven. Er steekt iets boeiends in, een rijtje ‘inconsequenties’ in de spelling op te stellen. Men schudt zijn hoofd over de ‘onleerbare chaos’. Toch is het onrechtvaardig. Een ideale spelling is onmaakbaar. Met inconsequentierijtjes is de spelling De Vries en Te Winkel ook aan te vallen. Erger wordt het, als men grappige zinnen of verhaaltjes gaat schrijven waarin - op gewrongen wijze - diverse onontkoombare grilligheden naast elkaar worden gezet. Het voorstel in Duitsland om de hoofdletter bij een zelfstandig naamwoord af te schaffen werd aangevallen omdat een zin als ‘wenn wir weise reden hören’, op drie manieren kon worden verklaard! De moraal van dit alles zou kunnen zijn dat men nooit vreemde woorden moet gebruiken. Het zou een onhandige moraal zijn: men kan verkoudheden niet vermijden door bij de warme kachel te blijven zitten. Spelling is een onmisbaar hulpmiddel om de taal vast te leggen. Doel en middel mogen echter niet verward worden. |