U vraagt
en wij geven raad. Te zeggen dat wij voorschrijven, is te veel gezegd. Het kan in een taal zo dikwijls vriezen en dooien, maar wij kiezen een van beide. Aan u met ons mee te doen of niet. □ ‘Een groot aantal personen waren aanwezig’. Liever ‘was’, daar het onderwerp ‘aantal’ is en ‘personen’ een bepaling daarbij is. □ ‘Chalet’ klinkt zonder slot-t. In het verkleinwoord ‘chalettje’ horen we die wel, dus het Nederlandse -tje achter het Franse ‘chalet’. Het rijmt op ‘kadetje’, dat we zouden willen afbreken ‘kadet-je’. □ De Nederlander houdt van gewichtige uitgangen. ‘Post’ is niet geneog, wij moeten er ‘posterijen’ van maken. ‘Difterie’ is ook niet genoeg. Het wordt ‘difteritis’. Onze huisarts heeft ons het gebruik van dit laatste woord verboden. De uitgang -itis duidt een ontsteking aan. Het orgaan wordt in het grondwoord uitgedrukt: ‘bronchitis’ is ‘ontsteking van de luchtpijp’. Het Griekse woordenboek leert dat ‘diftera’ een huidachtig vlies betekent. □ ‘Het middel om het te bereiken’. Kan dit ‘om’ niet beter weg? Het laatste woord over ‘om’ is nog niet gezegd. Het lijkt ons dat het na een zelfst. naamwoord mag staan, maar dat het niet verplicht is. □ ‘Hun/hen’ - moeilijkheden allerwegen. ‘Hun’ gebruiken als meewerkend voorwerp (derde naamval), de rest hen, dus ‘het is juist hun een instructie te geven’. Dat hiertegen zeer, zeer veel ‘gezondigd’ wordt, is de schuld van de 17e-eeuwse spraakkunstenaars: zij voerden dit verschil in. De Nederlanders zijn er nooit aan gewend geraakt. □ Een vertaling gevraagd van ‘à propos de’.
Het kanselarij-achtige ‘met betrekking tot, ten aanzien van, terugkomende op’ ligt voor de hand. Maar we hebben nog wat achter de hand: ‘in dit gewag van’. Het hangt samen met ‘gewag maken van, gewagen’. We vinden het een aardige uitdrukking, waardig om van het boekenstof bevrijd te worden. □ Let op de woordkeus ‘we vinden’. Niet ‘het is’.