Lik-op-stuk
(K.F.) De Afdeling ‘U vraagt’ van december 1955 besluit U met de opmerking, dat de woord-betekenis van de uitdrukking ‘lik-op-stuk-vraag’ U niet bekend is; behoudens de wetenschap, dat ‘lik’ een bargoens woord is voor ‘gevangenis’. Gaarne hoop ik, dat het volgende iets tot de verduidelijking bijdraagt.
Mijn grootvader was destijds (plm. 1875-1900) maatschoenmaker en van hem hoorde ik het woord ‘likstok’ of ‘de lik’. Dat was een stuk zeer glad hout, heel taai en sterk en in vrijwel ronde stokvorm: diameter circa 1½ cm en ongeveer 30 cm lang. De beide uiteinden waren zo bijgewerkt, dat ze gemakkelijk ‘in de hand lagen’. Had men dus de lik in de hand, dan was het daartussen gelegen gedeelte vrij en kon worden benut om een krachtige wrijvende beweging en druk uit te oefenen op de schoen in wording op de houten leest geschoven, welke tussen de knieën werd geklemd en bovendien nog met een spanriem werd vastgehouden (van schoen tot onder de voet van de bewerker gespannen). Dat ‘likken’, met behulp van een soort wasachtige substantie, was nodig om het wat stugge bovenleer geheel te doen aansluiten op de leest. M.a.w. de leest (de voetvorm dus van de opdrachtgever) vertoonde alle welvingen, knobbels en eksterogen van de voet en het leder moest zich aan deze vorm soepel aanpassen.
Zoals U weet, stond de voetverzorging in die jaren nog in de kinderschoenen: de voeten waren dan ook dikwijls vervormd, vertoonden hobbels en knobbels van eelt; zij hadden vele gevoelige plekken, waar het bovenleer op zou kunnen drukken. Op de houten leest werden dus al die oneffenheden door het opspijkeren van bijgesneden stukjes leder overgebracht: een erg precies werk. Elke vaste klant had dan ook zijn eigen paar leesten (soms verscheidene), welke van tijd tot tijd werden bijgewerkt. Bestelde men een paar schoenen, dan waren die nooit terstond geheel goed: wel drie of vier keer kwam men passen, voor de schoen de voet prettig omsloot en er dus nergens een ‘drukkende’ plek was. Een enorm tijdverlies, dat in de prijs was begrepen; toentertijd kostte een paar schoenen door een goede vakman gemaakt heel wat: de prijzen verschilden van 40 tot 100 gulden per paar en dat in die jaren! Ik spreek hier dan over bestellingen van de bewoners van de ‘Herengracht’: de rijke kooplieden in Amsterdam en van de buitenplaatsen aan de Vecht.
Om nu tot de uitdrukking terug te keren: de ‘lik’ wordt dus op het leder gedrukt, geslagen, gewreven enz. om het soepel te maken en vorm te geven (ook om de leerling in de werkplaats te meppen als de ‘meester’ dat nodig achtte).
Dat alles moest snel gebeuren, want het scheen mij toe, dat de wrijvingswarmte een rol speelde bij het ‘likken’ van het stuk (dat moest worden ‘gelikt’): de ‘lik’ werd gloeiend warm.
Zou in deze uiteenzetting mogelijk de verklaring liggen van het gezegde ‘lik-op-stuk’: ik vind enige gedachten-associatie wel aanwezig: snel reageren op de aanwijzing (van de klant, die de nog pijnlijke plek aanwees).
Ik hoop in deze wat lange uitweiding de techniek goed te hebben weergegeven: ik was nog een jongen toen ik dat alles waarnam en kan dus niet zeggen: zo was het, maar moet volstaan met: zo ligt het ver weg in mijn herinnering.