Een goede roep
Ongevraagd komen ze bij ons binnen, de krantenknipsels. Woorden en uitdrukkingen zijn onderstreept: ze zijn verdacht. Is dat goed Nederlands? vraagt de begeleidende brief. Mogen wij dat ook gebruiken? Zo werd ons oordeel gevraagd over ‘roep’ in de betekenis van ‘reputatie’. Wij kunnen het niet helpen, hoe heerlijk de wereld er ook, volgens dezelfde kranten, in welvaart en ontspanning moge uitzien: het woord doet ons denken aan het Duitse ‘der Ruf’, al is het goed Nederlands. Het Nederlands heeft ook ‘een goede of kwade naam’ of, als U een bastaard wenst, ‘reputatie’ (niet rippetasie maar vier mooie open klanken: ee-uu-aa-ie.). Zich een goede roep verwerven, hij heeft een kwade roep, iemand in zijn roep aantasten, zijn roep als arts, ik heb een roep verloren enz.; we vinden het lelijk. Natuurlijk, in ouder Nederlands is het gebruikelijk. Wie zal juffrouw Van Naslaan uit de Camera niet kennen? Zij zei zulke verstandige dingen ‘die haar den grooten roep van knapheid en ervarenheid gaven onder de vrouwen van haar kennis’. In die tijd gebruikte men ook ‘richtig’ en wie dat nu doet, kan zich niet beroepen op honderd jaar geleden. Komt dan ‘roep’ in de gewraakte betekenis niet voor? Ja, maar dan meer in de betekenis van ‘gerucht’ of in uitdrukkingen als ‘in een kwade (goede) roep staan’, ‘er gaat een kwade (goede) roep uit van..’ ‘hij heeft de roep van’. Vooral de uitdrukkingen met ‘van’ zijn verbreid.