De toestand van het Nederlands in België
Dr. J. Leenen
Wie wil spreken over de toestand van het Nederlands in België kan dat doen vanuit tweeërlei gezichtspunt. Men kan de verhouding tot het Frans beschrijven en men kan nagaan, hoe het Belgische Nederlands er uit ziet. Wij zullen ons beperken tot het tweede. De gedachte waarvan men uitgaat is, dat wij elkaar verstaan: we lezen elkaars boeken, we horen elkaars sprekers. Toch zijn er grenzen in die verstaanbaarheid. Eenheid van taal tussen België en Nederland is geen eenheid zonder voorbehoud: er zijn nu eenmaal Noord-Zuidnederlandse taaltegenstellingen, ook al hebben we een gemeenschappelijke basis: het Nederlands.
Omdat de Nederlander over de dialecten heen een algemene cultuurtaal kent, denkt hij, dat in België ook zo iets bestaat. Hij noemt die dan Vlaams of Belgisch of Zuidnederlands. Het zijn echter zeker niet drie gelijkwaardige grootheden, die met deze termen genoemd worden. Nederlanders die Belgen beschaafd Nederlands horen spreken, vragen hun wel eens Vlaams te spreken: ze horen dat zo graag. Men is ietwat teleurgesteld als bijv. een Belgisch toneelgezelschap gewoon Nederlands en geen Vlaams spreekt. Men heeft de indruk, dat er in België een soort eenheidstaal zou zijn: het ‘Vlaams’.
Deze verkeerde mening is o.a. ontstaan door de litteratuur. Een groot aantal Vlaamse schrijvers hebben in een sterk afwijkende taal geschreven: Gezelle, Streuvels. Anderen schreven gewoon Nederlands maar lieten hun romanfiguren dialect spreken: Buyse, Sabbe. Jongere schrijvers als Timmermans, Claes, Walschap schrijven in romans nu eens dialect dan weer niet. De gewone Nederlandse lezer ziet de onderlinge verschillen niet en stelt vast: dat is ‘Vlaams’. Er zijn ook Nederlanders, die het een Belgisch schrijver kwalijk nemen als hij gewoon Nederlands schrijft. Blijkbaar heeft hij het recht niet Vlaming te zijn, als hij Nederlands schrijft. Als de Nederlander door België reist, noemt hij alle taal, die niet Frans is, ‘Vlaams’. Tenslotte: als hij in woordenboeken kijkt, vindt hij bij sommige woorden genoteerd: Zuidnederlands. Er staan overigens in die woordenboeken vele ‘Zuidnederlandse’ woorden, die in heel België totaal onbekend zijn!
Wat is dan de werkelijkheid? De werkelijkheid is, dat er niet één ‘Vlaamse’ taal bestaat, maar dat de Nederlandssprekende Belgen in talloze dialecten geschakeerd zijn. Er is in het ‘Vlaamse’ België geen algemene cultuurtaal, zoals dat in Nederland is. In zeer beperkte mate is die algemene taal in Belgie... het Frans. De Nederlandssprekende Belgen kennen hun dialect maar ook niet meer, althans de meeste. Veranderen zij van woonplaats dan verandert hun dialect. De Nederlanders spreken de taal die zij schrijven: hun interprovinciale cultuurtaal. De Belgen schrijven in hun kranten het algemene Nederlands - enige taaleigenaardigheden, waaraan men gauw went, daargelaten - maar spreken doen ze die nooit, ten hoogste in zeer bijzondere omstandigheden. De algemene Nederlandse omgangstaal in België, voor zover aanwezig, blijft dialectisch gekleurd. Zij is stijf, houterig: boekentaal en staat sterk onder de invloed van het Frans, in woordkeus en zinsbouw. Om een beeld te gebruiken: in België hebben we de regenboogkleuren van de dialecten, die maar heel even verdoezeld zijn door een dunne witte sluier van algemene taal, terwijl in Nederland alleen het wit van de eenheid te zien is met aan de kanten nog heel even de regenboogkleuren van de dialecten. Het zijn dan ook de bovengeschetste omstandigheden, die aanleiding hebben gegeven tot oprichting van de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal; deze vereniging is overigens al de derde van die aard in de veelbewogen halve eeuw die wij achter ons hebben. Ons doel is de bevordering van de eenheidstaal zoals die in Nederland bestaat. In ons streven kunnen wij niet buiten Nederlandse steun, want wij vinden in Nederland als spontane uiting aanwezig, wat bij ons nog maar opzettelijk, kunstmatig moet worden aangekweekt. Wij zien in het noordelijke Nederlands een leidraad, een houvast, vooral in de moderne taal: zoveel moderne begrippen hebben wij in België alleen via
het Frans leren kennen en noemen!
De Nederlander die naar België komt, moet niet trachten ‘Vlaams’ na te doen, maar moet goed en zuiver Nederlands spreken. Meermalen menen Nederlanders de Belgen een goede dienst te bewijzen, als ze een soort ‘Vlaams’ gaan spreken. Daarmede doet men België géén dienst! Wij weten wel, dat er geen eenheid in de strikte zin des woords mogelijk is: een taal blijft altijd gevarieerd; dat is in Nederland ook en wij zouden dat in België ook niet anders wensen. Wel wensen wij die graad van eenheid, die de ons omringende landen hebben. Het is in het belang van onze beide vaderlanden, dat de taaleenheid tussen België en Nederland zo ver mogelijk verwezenlijkt wordt. Nu nemen wij Belgen nog meer dan wij geven. Er zal echter vast en zeker een tijd komen van normale wederzijdse beïnvloeding, tot eer en roem van onze gemeenschappelijke moedertaal.