Vijftig-fifty
Gedurende een aantal dagen is er iets in Europa aan de hand geweest over een wapenpool. Wat, dat laten we maar buiten beschouwing. Wij hebben, op een forensenuur tussen Amsterdam en Den Haag reizend, het op de voorkanten van wel vier, vijf verschillende avondbladen gezien, in grote hoofdletters met uitroeptekens er achter gedrukt. Mooi woord: voor de helft is het ten minste al Nederlands. De tweede helft zou men geneigd zijn uit te spreken als pool van Noordpool: het Nederlandse ‘wapen’ brengt ons, of we willen of niet, naar dat ‘p-oo-l’. Het moet echter uitgesproken worden ‘wapenp-oe-l’. Arme, arme honderdduizenden die geen Engels op school gehad hebben en nu door hun Deventer, Haarlemmer, Rotterdamse, Amsterdamse, Zwolse Courant gedwongen worden tot een uitspraak p-oo-l, die p-oe-l moet zijn. Waren we bevriend met een kioskjuffrouw, dan hadden we wel eens willen nagaan wat die Fransen en Duitsers met hun ‘wapenpool’ gedaan hadden. Nu kostte het ons te veel geld.
We hebben onlangs nog zo'n woord ontdekt, dat vijftig-fifty Nederlands-Engels is, of althans kan zijn. In Den Haag is een Gemeentelijke Commissie voor de Schoolversiering. Deze commissie brengt in het Maandblad der Gemeente 's-Gravenhage verslag uit van haar werk in een artikel ‘Den Haag versiert haar scholen’. (U voelt wel, dat een stad met een ooievaar onmogelijk mannelijk kan zijn). In de scholen, vertelt de commissie, komen schoolprints; dat zijn prenten die door jonge kunstenaars zijn gemaakt, speciaal voor de scholen. Zouden wij nu moeten zeggen ‘sch-oo-lprints’ of ‘s-k-oe-lprints? Of zou ‘print’ Amsterdamse invloed zijn op de Haagse uitspraak ‘prant’ van het Nederlandse ‘prent’?