Het Belgisch Verkeersbureau te Amsterdam is een eentalig bureau, waarvan de voertaal het Nederlands is. Zulks blijkt uit onze briefhoofden, onze briefwisseling met de Nederlandse instanties, firma's, reisbureaux en particulieren. Onze etalageopschriften, het toeristisch propagandamateriaal en onze circulaires, welke wij in Nederland uitreiken en verspreiden, alsmede onze advertenties in de pers zijn in het Nederlands gesteld.
Ook in onberispelijk Nederlands klinken:
1) | het commentaar van onze toeristische films, vaak met culturele inslag en die zelfs eerste prijzen op internationale filmfestivals behaalden; |
2) | onze radiolezingen. |
Het spreekt vanzelf, dat Frans-, Engels- of Duits-sprekende buitenlanders in hun taal te woord worden gestaan.
Onder auspiciën van het Commissariaat-Generaal te Brussel en door onze medewerking, komen de beste Vlaamse schrijvers in Nederland het woord voeren over mooi België.
De betrekkingen, welke wij nu meer dan zestien jaar met de dragers van de Nederlandse cultuur onderhouden, pleiten voor de goede naam en faam van het Belgisch Verkeersbureau.
De directeur van het bureau schreef zelf een toeristisch boek ‘België - Luxemburg’, uitgegeven bij de Nederlandsche Keurboekerij te Amsterdam, en waarin het vooral in Nederland onbekende Vlaamse natuur- en stedenschoon op de voorgrond werd geplaatst.
Wij hopen, dat bovenstaande regels op voldoende wijze de verkeerde mening van Onze Taal weerleggen.
Belgisch Verkeersbureau, Amsterdam.
Van twee zijden is er een terechtwijzing binnengekomen slaande op de weergave in het verslag in Onze Taal, Juni, van wat ik gezegd had op de gemeenschappelijke Bestuursvergadering van O.T. en V.B.O. op 1 Mei 1954. In beide gevallen is het misverstand het steeds te vrezen gevolg van al te strakke formulering van wat oorspronkelijk omstandiger en genuanceerder werd uitgedrukt.
Ten eerste verneemt de lezer dat, volgens mij, van het Belgisch Verkeersbureau (in het verslag staat verkeerdelijk Belgisch Nationaal Toeristenbureau) te Amsterdam ‘geen steun te verwachten zal zijn, omdat deze organisatie tweetalig is’. Terecht is het Belgisch Verkeersbureau bij de redaktie tegen deze voorstelling opgekomen. Die kan niet anders dan een onjuiste en in veler ogen ongunstige indruk maken. Wat ik gezegd heb, is het volgende: van het Belgisch Verkeersbureau is m.i. geen steun (positieve steun althans) te verwachten, omdat het als officieel Belgisch organisme geen eenzijdige steun noch aan de ene noch aan de andere van de twee Belgische nationale talen kan geven. Daarmee is, geloof ik, niets bezijden de waarheid en niets ten nadele van het Belgisch Verkeersbureau gezegd.
Ten tweede had ik, volgens het verslag, ‘ontkend’ dat er, zoals de heer V. meende, ‘in België tegenstand is tegen “Nederlands”.’ Hiertegen is, eveneens met recht, opgekomen door een Belgisch lezer van Onze Taal in een brief aan het bestuur van V.B.O. Wàt ik ontkend heb is, dat, zoals de heer V. meende, men in België niet weten wil van ‘Nederlands’, dat men er alleen ‘Vlaams’ wil, d.w.z. de absolute betekenis van men in dit verband. Ik heb voorbeelden gegeven van voorstanders van ‘Nederlands’ in België: die waren alleen nodig ten bewijze van mijn stelling op dat ogenblik, maar ik kan even gemakkelijk voorbeelden geven van tegenstanders.
J.L.