te over: men moet ze leren zoeken, men moet zijn eigen taal leren ontginnen. U kent de ruzie tussen de voorstander van ‘human interest’ en de verdediger van ‘belangstelling voor de mens’. Ze gaan uit elkaar, beiden in de vaste overtuiging dat de ander tot een ongevaarlijke groep half-idioten gerekend moet worden.
In de gehele kwestie moet men zijn evenwicht kunnen bewaren. Aan de ene kant de snelle industrialisatie na de oorlog, de groei van de export, de wedijver op de internationale markt, het opgaan van de nationale belangen in een wereldgemeenschap, het internationale contact in geschriften, rapporten, statistieken, congresverslagen: verschijnselen waarbij woorden met een internationale bekendheid - en in ons geval vrijwel altijd Engelse woorden - niet gemist kunnen worden. Aan de andere kant staat de zwakheid van de Nederlander, die zo gauw een vreemd woord aan zijn hart koestert: de gril van onze tijd, waarin een door radio en film met Engels overspoeld publiek gretig al het voorgekauwde Engels nakauwt. ‘Meat and vegetables’ was in West-Nederland in Mei 1945 een heerlijk woord. Hoe ontroerend was het de uitgehongerde kinderen dit woord feilloos te horen uitspreken. Het was een zinnebeeld voor de in zoveel harde jaren verlangde bevrijding! Nu, bijna tien jaar later zijn we de meat and vegetables vergeten - jammer, de Leidenaars kennen na vier eeuwen nog hun haring en wittebrood, het jonge geslacht van nu kent de meat and vegetables niet anders dan als een gewoon Engels woord uit de schoolles - maar de sigarenwinkelier verkoopt ‘lighters’ en de kruidenier een ‘tin’ met ‘juice’. Wij vrezen, dat het evenwicht verloren is.
Op het gebied, waar de Engelse woorden zich uit de aard van het huidige internationalisme opdringen, moet men zich kunnen beperken. Het is een verheugend teken, dat ons dikwijls verzoeken bereiken dit of dat Engelse woord, waaraan men gewend is geraakt, te vertalen. Even dikwijls is het reeds te laat. Het woord heeft zich al ‘volgezogen’ met gevoelswaarden. De letterlijke vertaling krijgt de ontnuchterende smaak van een opgewarmd kliekje, dat lang in de ijskast gestaan heeft. In een vertaling maanden, ja jaren te laat moeten we de oplossing van het probleem ook niet zoeken. Toen wij de scooter onze acht kolommen lieten binnenrollen, kwamen de vertalingen los: boksertje, superbrommer, motorglijer, snelpuk, raceplee... de scooter is weer weggetuft en de sporen blijven alleen in ons archief achter. De dealer verkoopt verder scooters, niet wetend dat in Engeland met het woord een heel alledaagse kinderautoped bedoeld wordt. Het tweede voertuig, dat zich deze keer met veel gedruis tegenover U plaatste, was de bulldozer. Verschillende voorstellen, waaronder twee reeds lang bestaande vertalingen, werden ons gestuurd. De meeste hadden te weinig beeldende kracht. Hier volgen weer enige nieuwe:
(J.B.) Zou doordrukker voor dit lompe, door dik en dun gaande gevaarte misschien de moeite van het overwegen en het verbreiden waard zijn?
(J.Z.) Is verzetter niet een goed woord? De grimmige kracht van het werktuig komt er mede enigszins tot uitdrukking. Een wielrenner die met ‘groot verzet’ rijdt, moet zwaar trappen.
(J.A.K.) Hoe vindt U zware jongen? Hier zit toch iets beeldends in en het heeft nog een leuke bijbetekenis.
(G.S.) Waarom geen ‘drukker’? Zo'n ding drukt en dat is in ‘trekkerschuif’ niet te horen. De enige andere naam voor bulldozer, die ik, in al die jaren dat ik met bulldozers te maken heb gehad, ooit heb gehoord, is: drummer. Het verplaatsen van grond werd ‘drummen’ genoemd.
Het initiatief om Nederlandse woorden te nemen in plaats van Engelse, als deze laatste niet dringend noodzakelijk zijn, moet van het bedrijfsleven zelf uitgaan. Onlangs kregen wij inzage in een merkwaardige briefwisseling. De Sales-Promotor van firma A schreef naar firma B. De directeur van firma B antwoordde op het zakelijke gedeelte, maar had een aardige opmerking tot slot. Hij waardeerde het, dat A op moderne leest geschoeid was, vroeg echter zacht-spottend, of het nu tussen Nederlanders nodig was het hoofd van de verkoopafdeling te betitelen met Sales-Promotor. Het moest, dacht hij, dan wel een ‘hoogstaande’ afdeling zijn. De Sales-Promotor, bij de pinken, zette vriendelijk in een volgende brief de redenen uiteen, die hem bewogen hadden tot het kiezen van de buitenlandse naam, vroeg om een Nederlands woord en ondertekende al vast, gelijkelijk zacht-spottend, met ‘verkoopbevorderaar’. De directeur van B schreef toen, dat.. enfin, het slot was, dat Onze Taal een nieuw woord moest uitvinden of althans moest helpen bij het zoeken er naar.
In verreweg de meeste gevallen is de hulp van taalkundigen bij dergelijke problemen niet nodig. Voorwaarde blijft, dat de ‘vertaling’ kernachtig is en vooral niet te laat komt. De mensen uit het bedrijfsleven weten beter dan welke talenkenner ook, waar een Engels woord beslist onvermijdelijk is en waar niet. Zij alleen kunnen overzien, welke gebieden het Nederlandse woord moet bestrijken, en zij alleen kunnen ‘nieuwe’ Nederlandse woorden bij het publiek afleveren. Maar zij hebben dan liefde voor onze taal, durf en fantasie nodig, anders vervallen zij in het gezapige overnemen van het buitenlandse woord, met een schamper schouderophalen: hoe kun je dàt nou in het Nederlands zeggen!
Nu het de bierbrouwers met hun felle spreuk gelukt is ons van de bestheid van hun product te overtuigen, gevoelen wij de bekoring komen een soortgelijke veldtocht te beginnen. ‘Schrijf je moers taal’ op reclamezuilen, op de trams, in neonletters op de daken. ‘Schrijf je moers taal’ geplakt over de ruiten van de Cleaning Service. Het blijft bij een bekoring. Daar wij toch geen geld hebben, getroosten wij ons met de gedachte, dat onze raad, bij de bronnen van het buitenlandse woord naar het Nederlandse te zoeken, veel meer zal uithalen. Mogen onze leden die het voorrecht smaken bij deze bronnen te verwijlen, genoeg slimme vindingrijkheid en soepel stijlgevoel bezitten om de moers taal recht te doen.