U vraagt en wij...
doen wel of we alles weten, maar dat blijkt toch maar voor een groot gedeelte krantenbluf te zijn, als we tenminste die Vlaming moeten geloven. Deze schreef ons, dat ons Frans heel slecht is: ne laissez-vous pas flamandiser moet ne vous laissez pas.. zijn. □ Dezelfde Vlaming beweert, dat de Kongo als een Gallicisme veroordeeld moet worden. De Nederlanders spreken altijd over de Kongo; waarom niet het, zoals het (na-oorlogse) België, het (voormalige) Ned.-Indië enz. Tja, wij zeggen maar: alle namen van landen en landstreken hebben het, behalve die welke de hebben: de Betuwe, de Veluwe, de Elzas, de Oekraïne. □ Dit was geen beste beurt van ons. □ Nu moeten we toch even van ons afbijten: ‘ledenwinst’ is geen Duitse constructie. Het is niet in strijd met het Nederlandse taaleigen een meervoudig zelfstandig naamwoord en een ander zelfstandig naamwoord te verbinden: ziekenhuis, stratenmaker, glazenwasser, kijkt U maar verder om U heen. □ In Maart gaven we een herdruk van onze eerste lijst germanismen. Iemand heeft de indruk, dat die lijst te streng is. ‘Gewetensvol, onbestemd, voltreffer, voorwoord, deze zijn toch door algemeen gebruik gewettigd?’ Wij zijn niet graag zachte heelmeesters. □ Nieuws van de ‘kogellager’. Kogelblok is onjuist, zegt een heer met 40 dienstjaren in het kogel-x-vak. Hoe graag zou hij het ‘lager’ er uit hebben. Het lukt me niet. Ik heb, schrijft hij, in 1928 ‘kogelbed-loopring’ in het leven geroepen, maar U moet zich de snuit van een loopjongen eens voorstellen, wanneer hij vraagt ‘mag ik van U twee stuks kogelbed-loopringen?’ Hij stelt voor ‘kogeldrager’. Als ondeskundigen in het kogel-x-vak juichen wij zijn voorstel toe en geven het aan de openbaarheid prijs. □
Kent U het werkwoord ‘bekeren?’ Klemtoon op de eerste lettergreep. Deelneming aan een wedstrijd, waaraan een prijs in de vorm van een beker is verbonden. ‘Politie bekert goed’ was een opschrift in de sportkrant. Wij hebben als kleuter wel pap ‘gelepeld’. □ ‘Hoewel het werkgebied van de commissie beperkt was tot het westelijke deel van Brabant en tot het gebied van Zeeland en Zuid-Holland dat vooral onder de verzilting te lijden heeft, valt het op, dat de mogelijkheden van Oost-Brabant in verband met een grotere productie beklemtoond worden.’ Een zin uit het ochtendblad. Wij hebben er door onze trein gemist. □ De Rijkskweekschool te X deelt mede, dat op 7 September de nieuwe opleiding start. De directeur staat bij de poort met een knalpistool. Gelukkig, dat ‘school’ in het Nederlands en Engels, geschreven tenminste, hetzelfde woord is. □ Een Velzenaar ziet deemoedig op tegen de talenkennis van de Haarlemmers: in deze edele stad zet men ‘abris’ voor de buspassagiers, maar daarmee is het Haarlemse Frans nog niet op: in zekere straat wordt een ‘braderie’ gehouden. Onze vriend uit Velzen moet eens naar Den Haag komen: dáár kan hij pas zijn hart ophalen. □ Wat zegt U van ‘displays à double usage?’ Om U op weg te helpen: een display is een bewegend toestelletje, dat de winkelier achter zijn raam zet om op bepaalde artikelen in het bijzonder de aandacht te vestigen. □ ‘Bonifatius’ wordt ook wel met een c gespeld. Wat is nu goed? Een Latinist was zo vriendelijk ons mede te delen, dat in de oudste bronnen een t voorkomt, gelijk ook nog steeds in de misboeken van de R.K. kerk. Die c, vermoedt hij, is te danken aan een verlatijnsing via het Frans. Wij vinden het maar vreemd.