laat ons wel eens in het onzekere. Als de schrijver ‘van den’ afbreekt en ‘v.d.’ schrijft, dan staan wij voor een moeilijk geval, immers iemand kan ‘van de’, ‘van den’ of ‘van der’ heten. Dat kunnen wij niet beoordelen, dus dan zetten wij: v.d. Velde, niet V.d. Velde, want dan zou die meneer ook Victor kunnen heten; en v. kan ook wel eens ‘von’ zijn (bij een Duitse naam b.v.).
Dus: de heer S. van der Velde, de heer S. v.d. Velde; de heer Van der Velde, de heer v.d. Velde; de heer H. de Wilde, de heer De Wilde; enz.
Wordt de naam geheel uit hoofdletters gezet, dan: S. VAN DER VELDE, weten wij niet of het ‘van der’ of ‘van de’ is, dan S. v.d. VELDE.
Wanneer er Mr. of Dr. voor de naam staat, en men laat de voorletter(s) weg, dan zou ik geneigd zijn te adviseren de v niet met een hoofdletter te zetten, dus: Dr. de Bruin, Mr. de Wilde, Ir. van Leeuwen, doch dan moet men Dr., Mr. en Ir. met een hoofdletter zetten; doet men dat niet, dan handhaaf ik zeker de hoofdletter voor de naam, dus: Dr. de Bruin of dr. De Bruin, Mr. de Wilde of mr. De Wilde, Ir. van Leeuwen of ir. Van Leeuwen.