geschikt zou zijn voor een aanval op dan wel een verdediging van de titulatuur. Overigens is het niet de eerste keer, dat er wat te doen is over de gebruikelijke titels. Justus van Effen bespotte in de 18e eeuw het overdreven gebruik en Jacob van Lennep deed in de 19e eeuw hetzelfde. De meeste titels berusten op traditie, slechts weinige zijn wettelijk geregeld, zo voor de rechterlijke macht. In Reglement II, dat op grond van art. 19 Rechterlijke Organisatie is afgekondigd, zijn titels als Edelachtbaar enz. te vinden. Misschien bent U nieuwsgierig naar de reactie op het voorstel, dat ons lid Bo. in Augustus deed. Welnu, het aantal tegenstanders van de titulatuur verhoudt zich tot dat van de voorstanders als drie staat tot één. Dit zegt natuurlijk hoegenaamd niets, daar de tegenstanders meer schrijflust gehad kunnen hebben dan de voorstanders. Van elke groep laten wij er twee aan het woord:
(v.L.C.) Ik wil wel zeggen, dat ik het een teken van stijlverval zou vinden, wanneer men titels als ‘Weledelgeboren’ enz. zou afschaffen. Het zou bovendien de gemakzucht in de hand werken. Dat b.v. grote bankinstellingen de correspondentie aan hun cliënten adresseren met ‘De(n) Heer..’ kan wellicht zijn practische redenen hebben; wanneer men over de gehele linie hiertoe zou overgaan, betekende dit m.i. een ernstige vervlakking van de omgangsvormen.
(Sö.) Er wordt in onze tijd zoveel genivelleerd, dat het lijkt of de titulatuur daar wel bij kan. Ik zou dit betreuren. Is alles wat uit vroeger tijden stamt, nu zo verkeerd? Moeten wij onze hoffelijke briefmanieren aan kant zetten, omdat men deze in het buitenland niet kent? Als men redeneert, dat men van ‘Weledel’ niet meent, kan men ook ophouden elkaar te groeten met ‘goede dag’.
(v.H.) Hier is de mijne: ja, laten we alsjeblieft ophouden met dat gekke gedoe en voortaan gewoon ‘De heer’ schrijven - ook graag ‘heer’ zonder hoofdletter zoals bij de kranten en tijdschriften al de goede gewoonte is. Al die franje komt mij, behalve anachronistisch, ook hoogst onzakelijk en ondemocratisch voor.
(Ha.) Ik schrijf altijd ‘de Heer’. Slechts wanneer ik meen, dat iemand bijzonder op zijn titulatuur is gesteld, strijk ik met de hand over mijn hart en gun hem de pret van die verouderde titulatuur.
Wij hopen, dat niemand van de voor- en tegenstanders ons onze onpartijdigheid kwalijk neemt. In deze kwestie is ieder, die brieven schrijft, deskundig. Daarom sluiten wij de discussie, die eigenlijk nog goed zou moeten beginnen.