Schrijverij en ambtenarij
Beide woorden hebben wel iets met elkaar te maken, ook taalkundig! De Nederlandse achtervoegsels -(er)ij, -(ar)ij zijn aan het Franse -(er)ie ontleend. Ze komen voor o.a. achter werkwoordelijke stammen: ‘smederij’, ‘bedelarij’. Hedendaagse vormingen daarmede hebben dikwijls iets ongunstigs, iets onprettigs. In ‘ambtenarij’ zal -aar van het grondwoord zijn opgegaan in het achtervoegsel. Spontane taalscheppingen als ‘schoolmeesterij’, ‘aristokraterij’, ‘(een hele) loperij’ e.d. behoeft men niet aan Duitse invloed (Schweinerei) te wijten. Hoe vreemd dergelijke woorden ook soms klinken, ze zijn als plotselinge en potsierlijke vormingen in een vrolijk of vurig gesprek toch onderdeel van een Nederlands stelsel. Ze hebben een krachtige en vermakelijke uitwerking en sterven weer spoedig, zoals iedere grap of boosheid. Ambtenarij ook?