Liggen - leggen
(Ve.) Waarom weigert de volkstaal hardnekkig hierin onderscheid te maken? Ik geloof niet, dat het platte Engels of Duits deze woorden zo verhaspelt. Hoe komt het dan, dat ‘zitten’ en ‘zetten’ niet verward wordt?
(Red.) Gelukkig, dat U geen voorstel doet het verschil dan maar af te schaffen, opdat wat U de volkstaal noemt, geen moeilijkheden meer heeft. ‘Volkstaal’ kunt U beter beperken tot ‘volkstaal van het Westen des lands’. ‘Leggen’ is een causatief van ‘liggen’, dus ‘doen liggen’; zo ook hangen de woordparen ‘zitten - zetten’, ‘vallen - vellen’, ‘drinken - drenken’ tezamen. Dat nu juist bij ‘liggen - leggen’ verwarring is opgetreden, kan men wijten aan de klankwetten, die optreden bij de uitspraak van enige werkwoordsvormen. Zo was de tweede en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd van beide werkwoorden gelijk (du leghes, ghi leghet, hi leit) en deze gelijkheid vormde het uitgangspunt van de samensmelting, die reeds in de oudste tijden merkbaar is. De andere woordparen en de overeenkomstige Duitse en Engelse vormen vertonen die gelijkheid niet; verwarring kwam daar dus niet voor. Alle Hollanders, ook geleerden en dichters, hebben oudtijds beide werkwoorden verward. Nu zijn juist deze vroegere verwarring en het feit, dat men nu in zijn taalbeheersing tonen moet het verschil te kennen, een goed voorbeeld, hoe de gesproken taal beïnvloed wordt door de geschreven. In de achttiende eeuw ijvert de spraakkunst krachtig tegen deze verwarring. Het gevolg is voor ons nu, dat wij het juiste gebruik beschouwen als een van de normen op grond waarvan wij iemands taal verzorgd kunnen noemen. Het gezag van de geschreven taal heeft de klankwettige vormen verdreven. Het taalonderwijs, de volksontwikkeling en daarmede