Geslachtelijke narigheden
Hebben de geslachten der woorden iets te maken met het geslacht van de levende wezens? ‘De man zit bij de haard (m), de vrouw aan de tafel (vr.), het huis (onz.) is voor beiden.’ Het is een verleidelijk spelletje. Als U enige tijd in een woordenboek bladert, kunt U allerlei zinnetjes maken, die nu eens vleiend voor de vrouw, dan weer voor de man zijn. Zo simpel is het antwoord niet. Voor het oudste Indo-germaans kunnen we een verdelingsbeginsel aannemen, dat berust op de tegenstelling: woorden voor levende - niet levende dingen (dingen in algemene betekenis). De eerste soort schijnt dan onderverdeeld geweest te zijn in een tegenstelling, die enigszins in verband kon worden gebracht met mannelijk - vrouwelijk. Dit alles ligt echter zover in de schemer van de taalgeschiedenis, dat wij er nauwelijks een uitspraak over kunnen doen. Het stelsel is reeds eeuwen vóór onze jaartelling zuiver vormelijk geworden en in elk geval kan men, uitgaande van hedendaagse Nederlandse woorden, het verschil niet vergelijken met dat van de geslachten der levende wezens.