Een afscheid?
(v.d.P.) Mej. J.L. van Essen, doctoranda in de Nederlandse letteren, heeft enige jaren de taak van wijlen den eersten redacteur, den heer Smit, met grote liefde en toewijding vervuld. Zij is gedwongen die thans neer te leggen, op last van haar geneesheer, daar zij deze taak niet kon blijven vervullen, in hare vrije avonduren, tegelijk met die, overdag, van wetenschappelijk ambtenaar, werkzaam op het Rijksarchief voor nuttig en gewichtig geschiedkundig onderzoek. Haar geneesheer verbood haar dat, kort en goed. Zij legde zich node bij zijn wil neer. Wij danken haar, namens het gehele bestuur, maar ook namens de leden, voor het werk, dat zij voor onze taal, met en zonder hoofdletters, heeft gedaan. Zij heeft ons, vaak in samenwerking met leden van den Raad van Deskundigen, grote en gewichtige diensten bewezen. Ten tijde, dat zij weer op volle kracht kan werken, zal zij eerst haar proefschrift afmaken, waaraan zij intussen ook nog werkte. En dan? Dan hopen wij het werk weer aan haar te kunnen toevertrouwen, al is het maar ten dele. Deswegen durven wij een vraagteken te schrijven achter: een afscheid? Wij dromen van een Opstelraad, waarin meer deskundigen in vrede - en in liefde voor onze taal - samenwerken. In zo'n Opstelraad zou mej. (dan doctor) Van Essen een sieraad zijn, een nijvere bij. En zeer nauwkeurig ook, want dat zijn bijen.