zij op bekwame en zorgvuldige wijze deed, zoveel mogelijk in den geest van wijlen den heer Smit. De boodschap, op het einde van deze verslagperiode van haar ontvangen, dat zij met het oog op haar studie voor en het schrijven van een dissertatie, zich weer moet terugtrekken, althans tijdelijk, is een te groter slag voor het bestuur, omdat dit juist een andere taak, in den overgangstijd van zijn werkzaamheden zichzelf gesteld, tot een goed einde kon brengen, te weten de centralisering van de administratie en expeditie van het orgaan en de activering van de werving van leden en (of) abonné's, door de uitgave in haar geheel op te dragen aan de Nederlandsche Uitgevers Maatschappij, te Leiden.
Het contract met de N.U.M. ligt ter tekening gereed.
Het zal 1 Januari 1952 in werking treden en, als het tot tevredenheid werkt van beide partijen, van jaar tot jaar voortduren. Het bestuur heeft in het contract bedongen, dat de N.U.M. Van Markens Drukkerij te Delft, van de oprichting af de gewaardeerde drukker van het orgaan, met het drukken blijft belasten. Advertenties zullen in de toekomst mogen worden opgenomen, mits zij niet geacht kunnen worden in strijd te zijn met de standing van het Genootschap, hetgeen uitsluitend ter beoordeling van het bestuur zal staan. De redactie krijgt voor ruimte, welke aan advertenties verloren mocht gaan, tweemaal zoveel ruimte terug voor redactionele tekst.
Meent het bestuur door deze overeenkomst aan de uitgave een meer stabielen grondslag in de toekomst te hebben gegeven, de opzegging van mej. Van Essen brengt nu weer de redactionele verzorging van het orgaan, voornaamste taak van het Genootschap, op losse schroeven. Aan deze opzegging heeft mej. Van Essen gelukkig geen datum verbonden. Het bestuur hoopt in overleg met haar te zoeken naar een nieuwe oplossing, waardoor ook in de werkzaamheden der redactie een zekere stabiliteit in een verre toekomst wordt verzekerd. Eerst dan zal de overgangstijd, na het overlijden van den heer Smit aangevangen, waarin het bestuur met vele zorgen te kampen heeft gehad, tot het verleden behoren en een nieuwe periode van ontwikkeling van het orgaan kunnen worden ingeluid.
Het bestuur heeft vele malen vergaderd in de verslagperiode. De overeenkomst met de N.U.M. heeft de meeste aandacht in de vergaderingen gevraagd. De besprekingen daarover hebben vele maanden geduurd. De plannen, in de vorige ledenvergadering beraamd, konden daardoor niet tot uitwerking komen in de verslagperiode. Zij blijven aan de orde.
De aftredende secretaris gelooft, dat de tijd rijp is, nu de zorg voor het orgaan niet meer in eersten aanleg, en ten volle, op de schouders van de bestuursleden zal drukken, het Genootschap actief ook in het openbaar te laten optreden, een beroep doende op het Nederlandse volk in al zijn geledingen, te komen tot een beter verzorgde taal. Daar is in de eerste plaats nog altijd het plan voor een taalcongres, met inleiders en een gedachtenwisseling, onder leiding van het Genootschap. Zal het in 1952 tot verwezenlijking kunnen komen? Dan heeft de aftredende secretaris het contact weder opgevat met mej. H.A.J. Griep, lerares middelbaar Nederlands, die op de vorige ledenvergadering haar denkbeelden heeft ontwikkeld over een grotere zorg voor het taalgebruik bij het middelbaar onderwijs. Zij heeft door ziekte in een groot deel van de verslagperiode haar werkzaamheden moeten laten rusten, waardoor ook de actie bij de overheid, door haar opgezet, is verlopen. In het overleg met haar is de gedachte opgekomen, welke op de ledenvergadering van 15 December 1951 aan de orde zal worden gesteld, een bijeenkomst van het bestuur te beleggen met vertegenwoordigers van radio en pers, om na te gaan hoe het kwaad van een verkeerd taalgebruik in den wortel kan worden aangepakt. Mej. Griep heeft zich bereid verklaard, haar aandacht in de toekomst aan het werk van het Genootschap te geven.
In deze verslagperiode valt nog te vermelden het optreden van prof. dr. L.C. Michels, hoogleraar aan de R.K. Universiteit te Nijmegen, in den Raad van Deskundigen. Met groot leedwezen moet voorts vermeld, dat mej. dr. J.H. van Lessen, lid van den Raad van Deskundigen, in het grootste gedeelte van de verslagperiode aan het ziekbed was gekluisterd, waardoor het haar onmogelijk was de bestuursvergaderingen bij te wonen, hetgeen zij anders nimmer verzuimde. Het bestuur wenst haar toe een krachtig en blijvend herstel, opdat haar hoogst belangrijk werk, als hoofdredacteur van het W.N.T., voor de Nederlandse taal nog lang bestendigd moge kunnen worden.
's-Gravenhage, 11 December 1951.
(H.H.J. van de Pol, waarnemende secretaris)