Phosphaat
Een onzer lezers zou gaarne iets willen weten over de afleiding van het woord phosphaat. Het is afgeleid van phosphor, een vorm, die waarschijnlijk als ontlening aan het Duits thans algemeen in gebruik gekomen is naast het oudere phosphorus. Dit is overgenomen uit het Latijn, dat het op zijn beurt ontleend heeft aan het Grieks. Daar luidt het woord φωσφόϱοσ (phoosphoros); het betekent: lichtdragend. De φωσφόϱοσ ἀστήϱ (phoosphoros astèr) was dan ook de lichtdragende of lichtbrengende ster, de morgenster, welke betekenis door weglating van het woord ἀστήϱ op φωσφόϱοσ alleen overging. Vandaar dat ook het Latijn phosphorus in deze betekenis voorkomt. Bij ons werd het woord vroeger gebruikt als benaming voor zelfstandigheden, die uit zich zelf licht geven: ‘De Lighaamen welke zonder dat ze door middel van eenig vuur worden aangesteeken, in het duister licht van zich geeven, noemt men Phosphorus’. ‘Phosphorus... Dezen naam gaven de oudere scheikundigen aan ieder lighaam, dat vatbaar was, in het donker te lichten’. Men onderscheidde natuurlijke en kunstmatige phosphorus: ‘In 't algemeen kan men de Phosphoren in twee bijzondere soorten onderscheiden: De eene, die wij Natuurlijke noemen, omdat zij van een eigen en uit hun zelf oorsprongelijk licht blinken...: De andere die wij den naam van Konstige of door Konst gemaakte geeven, dewijl ze, uit eigen aart, de bekwaamheid van te lichten niet bezitten’.
Er waren verschillende van die stoffen, die naar de ontdekkers ervan werden genoemd. Zo kende men ‘Hombergs phosphorus’. Deze was in 1693 ontdekt door Homberg, die haar maakte door het gloeien van met zoutzuur verzadigde koolzure kalkaarde. In Bologna werd in 1602 de ‘Bologneesche phosphorus’ ontdekt en aan Baldwin dankte men in 1674 ‘Baldwins phophorus’, gloeiend gemaakte salpeterzure kalkaarde. Canton bereidde in 1768 een soort zwavelcalcium uit oesterschelpen, welke stof naar hem ‘Cantons phosphorus’ werd genoemd.
Thans wordt de naam phosphor echter alleen voor een bepaalde stof, een niet tot de metalen behorend element gebruikt. Het is een licht ontvlambare stof, die bij gewone temperaturen heel langzaam verbrandt, waardoor het licht uitstraalt. Zij was reeds in 1669 bekend, doch pas omstreeks het midden der 18de eeuw werd phosphorus in 't bijzonder de naam voor deze stof. Zij wordt ook gebruikt voor het vervaardigen van lucifers, waardoor de Zuidnederlandse woorden: phosphoorken, phosphoriksken of phosphoriesken voor lucifer zijn te verklaren. Lucifer, oorspronkelijk een Latijns woord, betekent trouwens evenals phosphorus: lichtdragend.
De afleiding phosphaat is ontleend aan het Frans phosphate. In de scheikunde wordt de uitgang -aat altijd gebruikt ter aanduiding van een zout. Nitraat b.v. is een zout ontstaan door de verbinding van natrium met iets anders. Zo is phosphaat een phosphorverbinding, b.v. met kalk (calcium): calciumphosphaat. Zouten, ontstaan door zwavelverbindingen, heten sulphaten.
Men heeft ons gevraagd, of de schrijfwijze fosfaat of phosfaat ook juist is. Nu wordt in uit het Grieks afkomstige woorden de φ gewoonlijk weergegeven door ph: philosophie, telephoon e.d. Daar deze klank echter als f luidt, geloven wij niet, dat er bezwaar tegen is haar als f te schrijven: filosofie, telefoon. De eigennaam Philips mag men ook Filips spellen. Fosfaat is dus goed. Het lijkt ons echter niet juist in hetzelfde woord voor denzelfden klank verschillende schrijfwijzen te gebruiken. Kiest men de f, dan schrijve men: fosfaat, filosofie, wil men liever de ph bezigen, dan schrijve men phosphaat, philosophie. Phosfaat, fosphaat, philosofie en filosophie maken een weifelenden, inconsequenten indruk, dergelijke schrijfwijzen moet men liever vermijden.