velaren daarentegen ontstaan door drukking van de tong tegen het zachte verhemelte, het velum. Labiovelaren zijn gelabialiseerde velaren, velaren met een labialen naslag. Bij het uitspreken van zo'n medeklinker worden dan tegelijkertijd de lippen gerond. Deze onderscheiding wordt voor de medeklinkers alleen gemaakt bij de gutturalen, zoals ook voor de hand ligt. Want bij de dentalen wordt de tong tegen de tanden gedrukt (dentes = tanden) en niet tegen het verhemelte. De labialen worden met de lippen gevormd. En de nasalen dan? Kan men ng en nk dan ook niet zowel voor in (velaar) als achter in den mond (palataal) uitspreken? Inderdaad. De ng en nk zijn dan ook de gutturale nasalen, de m, die met de lippen gevormd wordt, is de labiale nasaal, en de n, waarbij de tong evenals bij de dentalen tegen de tanden wordt gedrukt, is de dentale nasaal. De r kan ook palataal gezegd worden, maar dan is het geen goede Nederlandse r, maar een gebrouwde r. Dat de k, g en ch verschillend uitgesproken kunnen worden, zal U wel bekend zijn. U zoudt het anders eens kunnen proberen. Men kan aan de ch-uitspraak van deze medeklinkers vaak wel horen, uit welke streek van ons land iemand afkomstig is. In Limburg, Brabant en Gelderland worden ze voor in den mond gevormd, door de bewoners van de Noordelijke provinciën worden ze als palatalen uitgesproken. De labiovelaren, voorgesteld als: kv, gv, Xv (= chv) komen in het Nederlands niet voor. In het Indogermaans waren het echter veel voorkomende medeklinkers. Ze werden uitgesproken als velaren, dus voor in den mond, terwijl tegelijkertijd de lippen gerond werden.
Behalve de scherpe en zachte medeklinkers zijn er ook nog oneigenlijke scherpe en zachte medeklinkers. De oneigenlijke scherpe zijn eigenlijk zachte medeklinkers, die door de een of andere oorzaak verscherpt zijn. Zij worden niet helemaal op dezelfde wijze gevormd als de eigenlijke scherpe. De laatste worden voortgebracht met een niet-vernauwde stemspleet en met een vaste sluiting of met een nauwe opening van de mondbuis. De oneigenlijke scherpe medeklinkers worden ook met een niet-vernauwde stemspleet, doch met een minder vaste sluiting of een minder nauwe opening van de mondbuis gevormd. De f, p, t en ch in laf, kop, zet, lach zijn eigenlijke scherpe medeklinkers, maar in: lief, web, red, lag, waar ze als f, b, d en g worden voorgesteld, zijn ze oneigenlijk scherp.
Zo is het ook met de zachte medeklinkers. De eigenlijke zachte worden gevormd met vernauwde stemspleet en minder vaste sluiting of minder nauwe opening der mondbuis, maar de oneigenlijke zachte medeklinkers, die eigenlijk verzachte scherpe zijn, worden voortgebracht met vernauwde stemspleet en vaste sluiting of nauwe opening van de mondbuis. De eigenlijke zachte v, b, d en g in: beven, tobbe, raden, lagen worden dus enigszins anders uitgesproken dan de oneigenlijke zachte v, z, d in: vangen (uit fangan), zweren (uit swerian), dan (d uit een letter, ongeveer gelijk aan de Engelse th). Een oneigenlijke zachte g is er niet.
In welke gevallen ontstaan nu zulke oneigenlijke scherpe en zachte medeklinkers?
Een oneigenlijke zachte v uit f ontstond aan het begin van een woord vóór klinkers en l en r, b.v. fadar (oudsaks. fadar), veel (oudsaks. filu), vloed (oudnederfr. fluot), vragen (oudsaks. fragan). Een oneigenlijke zachte z uit s ontwikkelde zich eveneens aan het begin van een woord en wel vóór vocalen en w, b.v. zaaien (oudsaks. saian), zoon (oudsaks. sunu), zwaar (oudsaks. swàr). Daarentegen wordt de zachte medeklinker verscherpt in onmiddellijke verbinding met een scherpen medeklinker, zoals in: 't vuur, 's Zaterdags, dakvenster, stuifzand, koopvaardij. In het Middelnederlands spelde men zulke klanken dan ook dikwijls als scherpe medeklinkers, b.v. tfier, sfaders, uutfallen. Ook in zinnen als: hij gaat v andaag uit, je moet z oeken, ik loop z es kilometer in het uur, treedt de verscherping op tengevolge van de verbinding met den onmiddelijk voorafgaanden scherpen medeklinker.
Midden in het woord werden f en s verzacht tussen twee klinkers en tussen een klinker en een liquida (l of r) of een nasaal (m of n). De verzachte f schreef men in het Middelned. gewoonlijk als v, de verzachte s bleef men echter met de letter s aanduiden. Dat men toch met een verzachte s, met z-uitspraak te doen heeft, blijkt uit de Middelnederlandse spelling: wijsde, loosde. Want indien men de s ook werkelijk als s had uitgesproken, had men in plaats van den uitgang -de -te moeten bezigen, dus wijste, looste. Voorbeelden van verzachte scherpe medeklinkers in het midden van een woord zijn verder: vijven naast vijf, wolven naast wolf, huizen naast huis, wijze naast wijs. De z wordt hier steeds als een oneigenlijke zachte medeklinker uitgesproken, b.v. in huizen naast een scherpe s in huis. We zouden nu verwachten, dat in dergelijke gevallen met v en f, de v nu ook als een oneigenlijke zachte v naast een scherpe f uitgesproken zou worden. Dit is echter niet het geval, want hier wordt nu juist de f als een oneigenlijke scherpe f en de v als een eigenlijke zachte v uitgesproken. Hoe komt dat? Doordat er maar heel weinig gevallen van zulke uit f verzachte v's voorkomen, maar er juist veel voorbeelden zijn, waarin de f verscherpt is uit een oorspronkelijke v. In vijf is de f oorspronkelijk, de v in vijven is dus een verzachte f. Maar in lijf, lief, kalf is de f een uit een oorspronkelijke v verscherpte medeklinker en is de v in lijven, lieve, kalveren oorspronkelijk. En nu ging men in navolging van deze woorden, waarin dus de v oorspronkelijk is, ook in de weinige gevallen met een oorspronkelijke f de v als een eigenlijken zachten en de f als een on-