Onze Taal. Jaargang 20
(1951)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
tuinstoel, die tengevolge van het verven wit is geworden. Als men de zin omzet in ‘De tuinstoel is wit geverfd’ komt dit duidelijk uit. Wit is hier bepaling van gesteldheid en dus naar mijn mening bijvoeglijk naamwoord. Als men de uitdrukkingen ‘de wit geverfde tuinstoel’ en ‘de slecht geverfde tuinstoel’ vergelijkt, blijkt dit verschil duidelijk. ‘Slecht’ heeft niets met de stoel te maken, alleen met het verven en is dus bijwoord. Maar wit heeft niets met het verven te maken, het heeft alleen betrekking op de stoel. Daarom zou ik het bijvoeglijk naamwoord noemen. Nog duidelijker blijkt, dat ‘wit’ hier niet bij ‘geverfd’ kan behoren en dus ook geen bijwoord is, als men zich afvraagt, welk verschil in de handeling verven bestaat tussen wit, groen, geel of zwart verven. Als men tot de conclusie komt, dat er in de handelingen geen verschil bestaat, zal men ook moeten erkennen, dat ‘wit’ in ‘die wit geverfde tuinstoel’ geen bijwoord kan worden genoemd.
(Red.) Inderdaad hebben we hier met een bepaling van gesteldheid te doen. Hij verft de stoel wit. De gespatiëerde woorden in bovenstaande zinnen zijn alle bepalingen van gesteldheid en dus geen bijwoorden, doch bijvoeglijke naamwoorden, want: De stoel wordt wit tengevolge van het verven. Het brood wordt bruin tengevolge van het bakken. De taart wordt rond tengevolge van het maken. De straat wordt schoon tengevolge van het vegen. De aardappelen worden gaar tengevolge van het koken. Anders is het echter in de volgende voorbeelden: Hij verft de stoel haastig. Hier hebben de gespatiëerde woorden op het werkwoord betrekking; zij zijn bepalingen van hoedanigheid en dus bijwoorden. Er zijn echter ook grensgevallen. In: zij bakt het brood slecht kan slecht speciaal op het bakken slaan: het bakken is slecht, het gebeurt op een slechte, verkeerde manier. Maar 't kan ook op het brood betrekking hebben: zij bakt slecht brood. En dan is er nog een derde mogelijkheid: tengevolge van het slechte bakken kan het brood slecht worden! Dat is haast een noodzakelijk gevolg. In dat geval (toch zeker negen-en-negentig keer van de honderd!) is zowel het bakken als het brood slecht en het hangt er maar van af, waar men in het bijzonder den nadruk op wil leggen, of slecht hier als een bepaling van gesteldheid of als een bepaling van hoedanigheid beschouwd moet worden. Deze bepalingen liggen soms dicht bij elkaar; het is dus wel te verklaren, hoe de schrijver van bovengenoemd hoofdartikel tot zijn vergissing is gekomen. |
|