Correct.
Iemand, die in een onzer bladen geregeld kleine taalkwesties behandelt, schreef dezer dagen: ‘Het Wilhelmus wordt bijna nooit correct gezongen, aldus de klacht van een inzender in Het Parool. De redactie van dat blad bevestigt zulks. Nu blijkt uit het stukje van de inzender, dat de menigte, die in staat van beschuldiging wordt gesteld, zich helemaal niet onfatsoenlijk heeft gedragen. Zij heeft blijkbaar wel degelijk correct gezongen, maar niet juist. Correct en juist zijn namelijk geen synoniemen. Correct en correct zijn het niet eens. Want het Engelse correct is het Nederlandse juist en het Nederlandse correct is... fatsoenlijk, behoorlijk’.
Een lezer is het hiermee niet eens. Naar zijn mening heeft correct wel degelijk óók de betekenis van goed, zonder fouten, onberispelijk. ‘Een onderwijzer corrigeert de taalschriften, niet om er de schuine moppen in te schrappen, maar om een d in een t te veranderen. Aan de krant doet een corrector iets dergelijks’. Ook Koenen, Van Dale en Kramers Woordentolk geven deze betekenis op.
Onze lezer heeft gelijk. Correct betekent: overeenkomstig de regels, zonder fout. Daarnaast wordt het tegenwoordig gebruikt in de betekenis van: onberispelijk, uit moreel oogpunt of van uiterlijk voorkomen. Ook als bijwoord kan het betekenen: zonder fout, en: op een uit zedelijk of wellevendheidsoogpunt onberispelijke wijze. Als bijwoord van graad wordt het o.a. op Zuid-Beveland gebezigd in den zin van: juist, net, precies. In de volkstaal is deze betekenis heel gewoon in den verbasterden vorm krek, of krekt, in Zuid-Nederland ook: krak. In het Frans, waaruit correct is overgenomen, komt het woord in deze betekenis echter niet voor. In het Middelnederduits betekent kreck juist, precies, maar ook: onmiddellijk, in welken zin het een enkelen keer ook in de Nederlandse literatuur te vinden is. Het Friese krekt, dat tevens als bijvoeglijk naamwoord voorkomt, heeft de betekenis van: nauwkeurig, precies, juist.