gezegen’ en ‘Neen, 't waakt verschrikkelijk op uit zulk een dartlen droom’. Het Westvlaamsch Idioticon van De Bo vermeldt: ‘het hoort hier lijze (gemakkelijk)’.
Behalve dat bij deze uitdrukkingen toch wel aan een psychisch wezen wordt gedacht, verschillen ze ook nog in een ander opzicht van zinnen als het regent, het vriest, het rookt hier e.d. Want als iemand zegt: het regent hier, dan valt er ook inderdaad regen uit de lucht, en zegt men: het vriest, dan is de temperatuur onder nul graden. Maar wordt er gezegd: het rijdt hier prettig, dan houdt dat niet bepaald in, dat er op dat ogenblik iemand rijdt. Het betekent: het rijdt er eventueel prettig, dus: als daar iemand rijdt, dan rijdt het daar prettig voor hem. Het werkwoord heeft hier een potentiale betekenis, het geeft geen plaatshebbende gebeurtenis, maar een mogelijke gebeurtenis aan.
De persoonlijke vorm met ‘men’ of ‘iemand’ maakt plaats voor den onpersoonlijken met ‘het’, als de toch reeds onbepaalde persoon geheel op den achtergrond raakt. ‘Het rijdt hier prettig’ betekent dan ‘het (eventueel) rijden is hier prettig’, het eventueel hier rijden is prettig voor dengene, die hier mocht rijden.
Een andere, eveneens veel gebezigde zinsvorm is: hier wordt mooi geschaatst’. Dit is het passief van men schaatst hier mooi. Eigenlijk is het geen echt passief, want schaatsen is onovergankelijk (intransitief), het kan dus eigenlijk niet in het passief gebezigd worden. Zo ook: hier wordt gewandeld, geslapen enz. Als men zegt: men schaatst hier mooi, bedoelt men gewoonlijk, dat er werkelijk wordt geschaatst, maar toch ook wel eens, dat men daar eventueel mooi zou kunnen schaatsen. ‘Hier wordt mooi geschaatst’ geeft echter altijd een feitelijke, geen eventuele gebeurtenis aan. Wil men een eventuele gebeurtenis aanduiden, dan zegt men: het schaatst hier mooi. We hebben dus naast: men schaatst hier mooi (feitelijk) het (pseudo-) passieve: hier wordt mooi geschaatst, naast: men schaatst hier mooi (eventueel) het in betekenis met het pseudopassief overeenkomende: het schaatst hier mooi. Als men een werkelijk gebeuren wil aangeven, heeft men er geen modale bepaling bij nodig; bij het aanduiden van een eventuele gebeurtenis, kan die echter niet worden gemist, want men wil dan juist te kennen geven, dat iets door die bepaalde omstandigheid op de aangeduide wijze verloopt.
Naast deze onpersoonlijke zinnen kunnen ook persoonlijke worden gebezigd, wanneer het verloop ener handeling of rust van psychische wezens afhankelijk wordt gesteld van een bepaalde omstandigheid. Deze omstandigheid is dan het onderwerp van den zin: die stoel zit lekker; betonwegen rijden fijn; dat patroon breit gemakkelijk; katoen naait prettig enz. W. de Vries gaat bij de verklaring van deze uitdrukkingen uit van zinnen met ‘het’ b.v. ‘het wandelt nu aangenaam’ of ‘het ploegt hier licht’; in den laatsten zin, die een onbepaalde plaatsaanduiding geeft, kan men ‘het’ ook opvatten als: het terrein, het land. Deze zinnen hebben dezelfde betekenis als: ‘het is nu aangenaam te wandelen’ en ‘het is hier licht te ploegen’ en hierdoor kon men ook de zinsonderdelen ‘wandelt’ en ‘ploegt’ in betekenis gelijk stellen met ‘is.... te wandelen’ en ‘is.... te ploegen’; zodoende kon men tevens aan ‘het’ een afzonderlijke betekenis gaan hechten. En zo kon ‘het’ gemakkelijk worden vervangen door een bepaald genoemde substantie, want ‘het bos wandelt nu aangenaam’ en ‘dit land ploegt licht’ maken denzelfden indruk als: ‘het bos is nu aangenaam te wandelen’ en ‘dit land is licht te ploegen’.
De hier besproken onpersoonlijke zinnen worden alleen gebezigd met betrekking tot psychische wezens. Men zegt dus wel: ‘het zit op die stoel prettig voor een oude dame’, maar niet: ‘in die kast staat het goed voor boeken’. Alleen als men levenloze voorwerpen als bezielde wezens wil voorstellen, wordt deze zinsbouw wel gebruikt, b.v. tegen kinderen: ‘het ligt daar toch niets lekker voor beertje!’.