Een natuurmensch
‘In de grote Van Dale, uitgave 1924, staat achter “natuurmensch” - mensch in zijn natuurstaat, terwijl de nieuwste druk voor dit woord twee uitleggingen geeft, t.w. 1. mensch in zijn natuurstaat, 2. mensch die veel van de natuur houdt. Deze laatste uitlegging lijkt mij niet juist en zeer gewild. Mag ik als abonné op “Onze Taal” hierover eens Uwe meening hooren?’, aldus een lezer. De betekenis: Iemand, die van de natuur houdt, wordt ook in het W.N.T. vermeld. Zij is niet onjuist. Vergelijk woorden als schilleman, groenteman, resp. de man, die de schillen ophaalt en de man, die groente verkoopt. Men kan zich de ontwikkeling voorstellen als volgt: een mens, die van de natuur houdt. - Een mens van de natuur. - Een natuurmens. De man, die de schillen ophaalt - de man van de schillen - de schilleman. Vergelijk ook: sportman. 't Is een echte sportman! D.i. een man, die van sport houdt. Dit zijn goede Nederlandse samenstellingen.