ding van de beide voorzetsels ontstaan om plaats of beweging nauwkeuriger aan te geven: tot in de stad, van onder de puinhopen, tot over de gracht, van uit de vesting. Dat men dit laatste, met Terwey, af zou moeten keuren, omdat van hier “overtollig” is, is ontaalkundig. Het taalgebruik is niet afkerig van zulke versterking (vgl. tot Pasen toe). Evenmin kan men bezwaar maken tegen het gebruikelijke vanaf. Oorspronkelijker is: van gisteren af (met een volgend bijwoord af) dan vanaf gisteren, maar van... af werd als een afstands-compositum opgevat, en smolt dus licht samen tot een nieuw voorzetsel, gelijk indertijd tot (uit tote), van (uit af - an) samengegroeide voorzetsels waren. In het Mnl. (Middelnederlands) zijn zulke dubbele voorzetsels talrijk: van ane, van ute, van in, van over, van op, van voor’.
Ik zou hieraan willen toevoegen, dat men wel voorzichtig dient te zijn met het verwerpen van taaleigenaardigheden, die taalkundig in orde zijn en bovendien algemeen ingang hebben gevonden in het ‘beschaafd’ taalgebruik. Weliswaar kan het ‘Algemeen Beschaafd Nederlands’ niet scherp omschreven worden, maar ons persoonlijk gevoel voor woordgebruik enz. geeft niet steeds de norm aan voor ‘goed’ of ‘fout’, voor ‘zuiver’ of ‘onzuiver’. Het A.B.N. is een eenheid in verscheidenheid.
Terloops merk ik op, dat Charivarius ook geen feilloze zuiveraar was en dat er bv. bij de besprekingen van ‘Is dat goed Nederlands?’ terecht is opgemerkt, dat hij soms te ver gaat. Inderdaad moet de strijd om taalzuiverheid niet in overdreven of onnatuurlijk gepeuter ontaarden.
De oude discusse over ‘vanaf’ en ‘vanuit’ doet mij denken aan de nu en dan opvlammende ouderwets geworden twist over ‘groter dan’ en ‘groter als’. Beide gelden als ‘goed’. ‘Groter als’ kwam reeds in de Middeleeuwen voor. Het persoonlijk gevoel van velen verwerpt het echter. Dit gevoel vindt enige steun in de feiten, dat de oude schoolmeesters ‘groter als’ fout noemden en het ingeprente ‘groter dan’ meestal niet door dialectsprekers wordt geëerbiedigd. Het gevoel geeft dus aan ‘groter als’ het etiket ‘onbeschaafd’, maar miskent daarmee de steekhoudende redenering, die bewijst dat het goed Nederlands is.
Met ‘vanaf’ en ‘vanuit’ is het een enigszins ander geval. Hierbij bepaalt het aangeleerde van jongsaf het gevoel.
(Red.). Blijkbaar heeft het gefnaf en gefnuit aanleiding tot misverstand gegeven en dit is bij nader inzien ook wel te begrijpen. In het Februarinummer worden de fnaffers en fnuiters niet bestreden, doch in tegendeel in hun eer hersteld. ‘Ook de taalgeleerden en taalzuiveraars kunnen zich wel eens vergissen’ wordt aan het eind van het bewuste artikeltje gezegd.
De Groene Amsterdammer, waarin Charivarius jarenlang de fnaffers en de fnuiters heeft bestreden is nu immers tot een ander inzicht gekomen. Het blad heeft zich vroeger dus vergist. Maar nu schijnt het Maartnummer dit weer tegen te spreken! Want daar wordt gesproken over ‘hetgeen in het vorige nummer is gezegd tegen de fnaffers en de fnuiters’. Het woordje tegen moet echter worden opgevat in den zin van tot. Verder wordt ‘vanaf 1 Januari’ wel niet zo goed geacht als ‘van 1 Januari af’, doch ‘vanaf’ wordt niet als fout gebrandmerkt; alleen wordt aan ‘van.... af’ de voorkeur gegeven.