langzaam uitspreken, vallen ze vanzelf in lettergrepen uiteen. Meestal wijst zich de weg dus vanzelf. Er zijn echter enkele moeilijke gevallen. 1e. De tweeklanken aai en ooi mogen niet gesplitst worden, dus niet: fraa-ier, goo-ien, maar: fraai-er, gooi-en, glooi-ing. 2e. Afleidingen van woorden met eeuw en ieuw zoals eeuwig, leeuwin, nieuwe worden niet afgebroken. Dergelijke woorden met meer dan twee lettergrepen kunnen op een andere plaats worden afgebroken: eeuwig-heid, nieuwe-ling. 3e. De nk en ng worden, ofschoon zij één klank vormen, gesplitst, dus dran-ken, lon-ken, don-ker, zin-gen. 4e. Samengestelde woorden worden gesplitst in hun samenstellende delen: daar-om, niet daa-rom, elk-an-der, niet el-kan-der, voort-aan, niet voor-taan, spreek-uur, niet spree-kuur, aard-ap-pel, niet aar-dap-pel, dorps-tor-en, niet dorp-sto-ren. 5e. De voorvoegsels be-, er-, ge-, her-, ont-, en ver-, de achtervoegsels -aard en -achtig, alle achtervoegsels, die met een medeklinker beginnen, en de verkleiningsuitgangen worden van het grondwoord gescheiden: her-in-ne-ren, ver-ber-gen, er-ken-ning, ont-vangst, ge-lo-ven, rijk-aard, waar-ach-tig, groot-ste, mee-ste, min-ste, kind-je, bloem-pje, straat-je, trui-tje, kast-je, koord-je, koor-tje. Paatje en parapluutje krijgen bij het afbreken hun enkelen klinker terug, dus: pa-tje, pa-raplu-tje. Uitzonderingen bevestigen den regel, zo is het ook hier, want hoewel naaste en beste het met een medeklinker beginnende achtervoegsel -ste hebben, worden ze toch naas-te en bes-te afgebroken. 6e. Als er twee medeklinkers op elkaar volgen, krijgt elke lettergreep er een: stop-pen, hak-ken, ban-ken. De ch geldt echter als één letter, ka-chel, li-chaam. 7e. Volgen er meer dan twee medeklinkers op elkaar, dan krijgt de tweede lettergreep zoveel als gemakkelijk samen kunnen worden uitgesproken: bor-stel, ven-ster, amb-te-naar.
Ook bij vreemde woorden moet de uitspraak het richtsnoer zijn en niet de woordafleiding: pros-pec-tus, bi-os-coop.