Het toppunt
Een lezer schrijft ons: Ik kan moeilijk meegaan met het oordeel van een inzender in een der laatste nummers van O.T., dat spits en piek en de daarmee samengestelde woorden zo verwerpelijk zouden zijn, en daarom het gebruik van toppunt de voorkeur verdient. Die woorden hebben denkelijk de volgende oorsprong: Het is een veel gebezigde methode het verloop van een reeks gebeurtenissen, verschijnselen of met elkaar verband houdende getallen e.d. grafisch voor te stellen. Men geeft dan in punten op regelmatige afstanden (onderdelen van de tijd) de waarden aan die men berekend, gemeten of op andere wijze vastgesteld heeft. De hoogte van die punten boven een grondlijn wordt evenredig gemaakt aan de maat die men voor dit tijdstip kent. Die punten verbindt men door een lijn. In vele bedrijven gebruikt men voor verschillende doeleinden meetinstrumenten die hun wijzerstand vastleggen op een regelmatig voortschuivend vel papier voorzien van maatindeling. Zij schrijven dan een lijn als bovenbedoeld direct op b.v. gedurende een etmaal (barometers, electriciteitmeter, enz.). Tegenwoordig zijn zulke grafieken welhaast gemeengoed, veel kranten en weekbladen bevatten geregeld dergelijke overzichtelijke figuren met meestal statistische gegevens. Zijn de genoteerde verschijnselen slechts aan geleidelijke wijzigingen onderhevig dan heeft de lijn een glooiend verloop. Bij een plotselinge verandering krijgt zij echter een scherpe knik, steil of soms wel loodrecht naar boven of beneden. Is de afwijking slechts tijdelijk dan keert de oorspronkelijke richting weer snel terug. Bij bovenwaartse afwijkingen vertonen zich op de lijn dan scherpe punten, spitsen of pieken. Wat is er nu tegen ze ook die goed Nederlandse namen te geven? Zij gelijken daar precies op. (Wij vinden het toch ook gewoon van torenspitsen en van bergpieken te spreken). Men doet dit dan ook en als gevolg daarvan is het natuurlijk punten (tijdstippen) waarop zij voorkomen
spits- of piekuren te noemen. Dit zijn m.i. geen samenstellingen die strijden met de taal en waarom zouden zij verwerpelijker zijn dan passerpunt, knooppunt, keerpunt, enz.? Zijn er uren waarin zij geregeld en veelvuldig voorkomen, dan kan men zulk een uur m.i. gevoegelijk een spitsuur noemen (vgl. lesuur e.a.).
Men kan nu tegen het gebruik van dit betrekkelijk nieuwe woord aanvoeren (het is zelfs niet zo heel nieuw, alleen wordt het door de tegenwoordige omstandigheden meer algemeen gebruikt) dat lang niet allen die het bezigen er de oorsprong van kennen. Terecht zal niet iedere gebruiker zich bewust een voorstelling maken van een lijn in een grafiek, maar is dit inderdaad een bezwaar, daar men toch weet wat bedoeld wordt? Onze Taal bevat zeer veel uitdrukkingen en woorden, die men met de juiste bedoeling weet te gebruiken, waarvan de oorsprong voor de gewone man in het duister ligt en waarover alleen een deskundige op taalgebied hem kan inlichten (De beschouwing over ‘brui’ in het zelfde nummer van O.T. is daarvan een voorbeeld). Hoeveel is er niet ontleend b.v. aan de zeevaart, waarvoor een landrot geen verklaring kan geven, evenzo aan landbouw, visserij, enz., om niet te spreken van oude ambachten die tegenwoordig weinig of niet meer worden uitgeoefend (ik denk aan lijntrekken, enz.).
Het woord toppunt dat als vervanging van spitspunt wordt aanbevolen, drukt m.i. iets anders uit, en is daarom zelden toepasselijk. Een spits- of piekpunt geeft slechts een plotselinge wijziging aan van de normale toestand, het zegt niets van de grootte. Men kan de verhouding bepalen tot de normale toestand op dat ogenblik. Men kan b.v. waarnemen dat er in een zekere straat in het verkeer (verkeersstroom) om 9 uur een spits of piek ontstond van 25 percent, d.w.z. het verkeer steeg om 9 uur 25 percent boven dat van enkele minuten voor 9, maar dat wil niet zeggen dat er om 12 uur geen spits kan ontstaan van wel 50 percent of meer. Het woord toppunt noemt weliswaar ook geen waarde, ook niet in verhouding tot het normale geval, maar toppunt wil niet zeggen een hoog punt maar het hoogste punt, waarboven te stijgen niet meer mogelijk of denkbaar is. Een toppunt in de verkeersomvang zou er zijn als de toestand zodanig was, dat er ook geen enkele auto, fietser of voetganger meer bij kan.
In sommige gevallen zou men ook wel kunnen spreken van hoogte (of laagte-)punten. Een hoogtepunt is niet zo absoluut als toppunt, want alle hoogtepunten zijn niet even hoog (de storm bereikte gisteravond om 10 uur zijn hoogtepunt, maar het woei toch niet zo hard als bij die in de vorige week) en het geeft geen grensgeval aan zoals toppunt, maar deze woorden missen het plotselinge dat in de woorden met spits en piek samengesteld, gelegen is.