delijke pers’, let wel, niet tegen ‘de’ landelijke pers. Wat verstaat men daaronder, vraagt hij. Organen, door het gehele land gelezen? Welnu, dan ‘grote pers’, zegt die lezer. Welzeker. Maar wat bedoelen wij dan met ‘grote pers’? ‘Dagbladen met landelijke verschijning’ bedoelen wij, wanneer gesproken wordt over ‘landelijke pers’. Het laatste woord is inderdaad een lelijk insluipsel. Stedelijk, dorpelijk of dorps, landelijk, goed, maar dan niet in verbinding met de pers. Huiselijk, ja, dan niet huiselijke telefoon, maar huistelefoon! Landpers? Neen, dagbladen met landelijke verschijning. Onafgekort. En niet samengevat tot landelijke pers. □ ‘Zich moeite geven’, alhoewel geen germanisme, kan beter vervangen worden door ‘de moeite nemen’, zoals 40 jaar geleden J.H. Rössing, toneelcriticus van het (helaas) allang weer vergeten (oude) Nieuws van den Dag betoogde. Daaraan herinnert een lezer ons, die ook zo jong niet meer is, maar nog altijd voor onze taal op de wallen staat. □ ‘Zich toespitsen’ heeft inderdaad een vreemde smaak. De moeilijkheden nemen toe, dat is wel het eenvoudigste en beste. Op de spits drijven beschouwen wij ook als een germanisme. □ ‘Meergelijkmatige onderlinge waarborgmaatschappij’. Kan het niet een Vlaams equivalent zijn van ‘équitable’, vraagt een lezer. Misschien wel, maar...... ‘overzetting’ in plaats van ‘vertaling’ te gebruiken in een brief van een goeden, ouden vriend van Onze Taal, olala, dat is erg! Oefening baart (moeizaam) kunst. □ Houdt u ons ten goede, een ‘beherend redacteur’ van een tijdschrift is geen
Nederlands. Wat bedoeld wordt met dezen titel, begrijpen we niet. Wie het beheer voert, is belast met een commerciële taak, een handelswerk. Wie redacteur is, is belast met het samenstellen van een tijdschrift. □ ‘Hier en daar correcties toepassen’: niet goed, maar verbeteringen aanbrengen. Het is toch zo eenvoudig! □ ‘Uit alle delen van het land zijn zij naar Hilversum gekomen’ ondervindt critiek van een lezer. Op dat ‘komen’..... komen wij wat uitvoeriger terug. Het onderwerp is te moeilijk voor deze rubriek. □ Tot zolang is een anglicisme. Tot ziens is Nederlands. □ Dat is een probleem op zich is een gemeen germanisme. Op zichzelf kan gebruikt worden, of ‘dat is een afzonderlijke zaak, of probleem of kwestie’. □ Als in ‘meerdere monsters hebben wij niet’ bedoeld wordt ‘meer’, moet ‘andere’ gebruikt worden. Meerdere is een germanisme. □ Een grote Nederlandse krant schreef over den ‘stapelloop’ van een schip. Stapel! Een schip wordt te water gelaten, of loopt van stapel. Straks schrijft die krant nog over de waterlating zonder te erbij. Het is droevig. □ De eerste twee en de laatste twee; niet het omgekeerde schrijven. Dat is niet goed. □ Hola, mijnheer de criticaster! Hoe durft gij schrijven, dat een (verkeerde) uitdrukking reeds teveel is ‘doorgevoerd’. Ingeburgerd, juist! □ Een dochter zei: ‘ik moet tòch de stad in. Zal ik meteen maar de suiker meenemen (kopen). Neen, zei de vader, je moet je tasje meenemen en de suiker meebrengen. Dit ter onderscheiding van de betekenissen van meenemen en meebrengen. □ Meenemen doe je iets van huis uit naar elders, meebrengen echter iets van elders naar huis. Om het nu maar huiselijk te zeggen. □ Of ‘met verdrag’ een gewestelijke uitdrukking zou zijn, vraagt een lezer. Hij herinnerde zich, dat
zijn moeder, 90 jaar geleden, haar ook kende uit het Betuwse. Zij sprak ook nog altijd over ‘Nimwegen’. De uitdrukking is echter niet alleen in de Betuwe, maar ook in Friesland bekend. Uit J.J. Cremers' Overbetuwsche Novellen haalt deze lezer aan: ‘'t Is en klein wit huuske da'j met verdrag aan den griendweg ziet stoan’. □ Waarom niet tafereel? Niet alleen omdat het in het Woordenboek staat, maar omdat het goed is en tafreel niet. Lafenis, erfenis, loffelijk, erfelijk schrijven we toch ook? Als we tafreel toelaten wordt het ook gauw lafnis, enz. Wat lelijk zou dat zijn. □ Een lezer wil omwisselen handhaven naast verwisselen (van de luistervergunningen). Wij niet. Anders zou omkleden naast verkleden ook toelaatbaar zijn. Het laatste is echter goed, het eerste niet. Het zit 'm in dat om. Omkeeren, de ene kant, die onder was, boven brengen. De zaak, waar het over gaat, blijft gelijk! Voelt u 'm? Bij wisselen wordt de zaak zelve vervangen, Daarom inwisselen, verwisselen, eigenlijk (bij de luistervergunningen) vervangen door een nieuwe. In geen geval omwisselen (menen wij). □ Te Rotterdam is een partij goederen aangevoerd, niet ‘op’ Rotterdam. Te duidt niet alleen rust aan! Hij stijgt te paard. Vroeger: te huis waart. □ Van Dale vindt vanaf en vanuit goed, zegt een lezer, maar wij niet. Van heden af en van Den Haag uit is mooier. De fnaffers en de fnuiters zijn nu voldoende bekend. □ ‘Zonder dat ik het gelezen heb’ is niet minder toelaatbaar, integendeel, dan ‘zonder het te hebben gelezen’. Hoe persoonlijker een zin, hoe beter. □ Agressief mag men zeker vertalen met aanvallend. Waarom niet? □ Wanneer gij den n maar weglaat is hopelijk evengoed Nederlands als denkelijk en vermoedelijk. □ Hopentlijk is hopeloos fout. □ De Volkskrant, die op zo'n leutigen toon kan schrijven, zet in een opschrift ‘Euwe aan de leiding’. Dat is een
psychologische fout. De opsteller heeft in het hoofd gehad ‘aan den kop’. Aan de leiding is fout. Merkwaardigerwijze heeft De Volkskrant die fout elken dag gemaakt. Dat is wel erg. □ Deining ‘rond’ de vijfde symphonie van Matthijs Vermeulen. Vind u dat ‘rond’ mooi? Wij zijn er vierkant tegen. □ ‘Als eindelijk de papieren op tafel komen, zijn daarvan de scherpe kanten afgeslepen’, schreef een krant. Waarvan? Van de papieren of van de tafel? □ Het zomerfruit, ‘wat’ in enorme hoeveelheden wordt aangevoerd. Alweer krantentaal. ‘Dat’. □ Een ‘stimulance’? Lachen wij eens hartelijk. De krant, die dit woord schreef, wilde zeker deftig zijn. Een ‘stimulans’ is het, want het woord is niet afkomstig uit het Frans maar uit het Latijn. □ Deze schandelijke taalverkrachting kwam in een krant voor: ‘Indertijd hebben genoemde fabrieken een uitnodiging ontvangen om deel te nemen aan de tentoonstelling, en werd door haar aangenomen’. Dit keukenmeidenstijl te noemen, zou een belediging voor de keukenmeiden zijn. Sommige kranten is niets te erg. Hoe droevig, want de kranten leren zodoende den lezers het kwaad. □ Deze ‘uitzonderlinge’ situatie? Brrr...... Vermoedelijk is bedoeld ‘uitzonderlijke’, maar dat is ook niet mooi! Waarom niet enige, bijzondere, zonderlinge? □ ‘Het inner-Duitse’ verkeer, staat er in een krantenverslag over de Nederlandse Rijnvloot. Dat moet in ‘uiter-Duitse oren’ wel prettig klinken, in de onze niet. □ Een lezer, die propaganda wilde voeren voor een plan, het Nederlands te vervangen door het Engels, (ja, zeker, dat staat er heus), verwondert zich, dat er geen aanval op dat plan is gedaan. Hij hoorde er niets meer van. Hij wilde toch ‘het Nederlandse volk geestelijk rijker maken’. Hahaha!..... De Spreukendichter
schreef al: antwoord den zot naar zijne dwaasheid niet. □ Op stations ziet men wel op richtingaanwijzende borden geschreven ‘naar’ de richting van, hetgeen fout is en zijn moet ‘in’ de richting van. □ In aardrijkskundige namen blijft de ch gehandhaafd. Dus Leidsche Vaart. Maar Leidse straat, zoals op een straatnaambord in Haarlem staat? Neen, menen wij, want wij aanvaarden straatnamen als aardrijkskundige. Waarom niet? Anders komen wij tot inconsequenties, die verdeeldheid brengen. □ Voor het aanvaarden van straatnamen als aardrijkskundige pleit, dat een straat kan gezien worden als een kleinere aardrijkskundige aanduiding dan een stad of een land. □ Een Leidsche Vaart, die naast een Leidsestraat nota bene in dezelfde richting loopt, is een toepassing van de vereenvoudigde spelling, die in strijd is met den geest der vereenvoudiging. □ Een lezeres hoorde iemand spreken van ‘bremzoet’ als van iets, dat heel zoet zou zijn. Dat is een vergissing. Men spreekt van bremzout, zo zout als brem, maar van honingzoet, zelfs van een..... honingzoet mondje! □ ‘Departementen bestaan tegenwoordig niet meer, wel ministeries’, schreven wij in Juli 1949. Een lezer, een hooggeplaatst ambtenaar, wees ons terecht en zegt, dat het slot van iedere wet nog luidt: ‘lasten en bevelen, dat.... alle ministeriële departementen.... wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden’. Ja, dat kan wel zo zijn, maar in het Haagse telefoonboek zult u tevergeefs zoeken naar departementen, als gij ministeries zoekt. En wie geeft de telefoonnummers van de ministeries aan den Plaatselijken Telefoon Dienst (P.T.D.) op? De departementen! Derhalve: de wet spreekt van de departementen, maar de departementen van ministeries. De dagelijkse taal van dezen tijd is beslissend voor het gebruik, niet een wet noch 'n woordenboek, want de taal leeft, de tijd schrijdt voort.