Heengaan
Een lezeres schrijft ons het volgende: In Sloten (N.-H.) bestaat een merkwaardig gebruik van den infinitief plus ‘heen’ met een praegnant inchoatieve beteekenis. Een trotsche moeder zegt b.v. van haar natuurlijk zoete baby: ‘ik leg hem neer en hij gaat slapen heen’. Ik zet takjes in aarde om ze te laten wortelen en mijn buurvrouw zegt verbaasd: ‘en nu gaan ze groeien heen?’ Haar zoon vertelt van een stuntvlieger, die een verkeerde manoeuvre maakte: ‘en hij gaat vallen heen’. De bedoeling is dus, dat de werking onmiddellijk begint.
Tot zover onze lezeres, die gaarne een verklaring van dit taalgebruik zou willen hebben en vraagt, of het ook elders voorkomt.
Het is zeer begrijpelijk, dat de vraagster, voor wie de betrokken uitdrukking geheel vreemd is, door den vorm van de aangehaalde voorbeelden is misleid en het woordje heen met den voorafgaanden infinitief verbindt. Het behoort echter niet bij dien infinitief, maar bij het werkwoord gaan, heengaan dus. Dit betekent letterlijk: weggaan, zich op weg begeven; in overdrachtelijken zin: zich opmaken tot het verrichten van iets, iets gaan doen, een begin maken met iets. De handeling, die men gaat verrichten, wordt dan gewoonlijk uitgedrukt in een volgenden volzin, b.v. Jan, ga heen, haal een wittebrood bij den bakker! Zij ging heen en zette de pan op het vuur. Ook in den Bijbel zijn voorbeelden van dit gebruik te vinden: zoo ga heen en lees in de rol (Jer. 36 vers 6). Zie ook Hosea 1 vers 2. Het is ons niet bekend, of deze uitdrukking in heel Nederland voorkomt, maar zeker is zij in Groningen en Friesland en ook wel in de Zaanstreek geen onbekende. De handeling, die men begint te verrichten, kan echter ook in plaats van door een volzin alleen door een werkwoord in den infinitief worden uitgedrukt. Voorzover wij weten, is die vorm in Groningen en Friesland niet zo gewoon, in de Zaanstreek echter wel. G.J. Boekenoogen zegt in zijn De Zaansche Volkstaal bij heengaan: ‘ook ter aanduiding van het begin eener handeling zonder dat er van gaan sprake is.’ Hij geeft dan de volgende voorbeelden:
Hij ging weer werken heen.
Ik zal maar weer peuzelen heengaan (langzamerhand het werk hervatten).
Je gaan heen en je neme 'n droge doek, en dan wrijf je de was er goed uit.
Je kijke of 'et in orde is en dan gaan je heen en je hefte (hecht) de kous of.