het bekende woordje, waarmee wij onze hond zoet houden: KOEST. Dit woordje is afgeleid van het franse ‘couche!’ of ‘couche toi!’, dat betekent: wees stil!
Zo werd ook in vroegere tijden de bedstee wel koets genoemd, het was immers een plaats, waar men ging slapen en dus over het algemeen stil was.
Het duitse dialect heeft in het woordje ‘kusch!’ de klank nog het zuiverste bewaard.
Ook als wij ALARM slaan, gebruiken wij een franse uitdrukking. Het is n.l. een oude wapenkreet ‘à l'arme’, wat wil zeggen: te wapen! Later werd deze uitroep als één geheel gebruikt en nog later als een zelfstandig naamwoord.
Ook ons woordje BANKROET is aan het frans ontleend, welke taal het op haar beurt afleidde uit het italiaans. Bankroet - banqueroute - banca rotta. De letterlijke betekenis van dit laatste woord is ‘gebroken bank’. Naar alle waarschijnlijkheid is de uitdrukking ontstaan uit de gewoonte om de tafel of bank van de wisselaar, die failliet is gegaan, weg te halen of af te breken op het forum.
Ook ons woordje FOETEREN komt uit het frans en is afgeleid van ‘foutre’.
Van het Frans naar het Hebreeuws is voor ons maar een kleine stap en wij beginnen met BOLLEBOOS, welk woord naar alle waarschijnlijkheid is afgeleid volgens de klank van ‘ba'alhabbajit’, dat wordt uitgesproken als bôôl-habôiis en waarvan de betekenis is: heer des huizes. Ook ons KAPOERES is van deze taal afgeleid en wel van ‘kappôreth’, dat zoenoffer betekent. Zeggen wij van iemand, dat hij kapoeres is, dan betekent dat, dat hij evenals een zoenoffer zijn langste tijd gehad heeft en het niet lang meer zal maken.
Ons KABAAL heeft een langere weg nodig gehad om zijn tegenwoordige betekenis te krijgen. Het werd afgeleid van het Joodse ‘qabbâlâh’ (overlevering). In de eerste plaats werd hierdoor verstaan de godsdienstige symboliek, die uitsluitend aan de priesters bekend was, dus de geheime wetenschap of kennis. Later werd dit woord gebruikt voor heimelijke verstandhouding, samenzwering of oproer om tenslotte synoniem te worden aan de met een oproer gepaard gaande herrie en lawaai.
Alvorens weer tot Nederland terug te keren nog een woord dat grijs is van ouderdom. Wij bedoelen in het GENIEP. Dit woord is afgeleid van het angelsaksische ‘genip’, dat nevel, mist of wolk betekent en dat op zijn beurt een vorm is van het werkwoord ‘(ge)nipan’ (donker worden). In het Oost-fries, dat nauw verwant is aan het angelsaksisch, heeft men nog het woord ‘gnêpen’, dat plagen of sarren betekent.
Van enigszins gelijke betekenis is het woord ACHTERBAKS, dat gevormd is uit ‘achter backe’ of achter de rug.
Het woord backe voor rug vinden wij in het engels nog terug bij back.
Tegelijk bij dit woord vermelden wij ook nog STUURBOORD en BAKBOORD.
Oorspronkelijk was bij schepen het roer met een leren riem aan de rechterzijde van het schip bevestigd en niet, zoals nu, aan de achtersteven.
Het werd door de stuurman met beide handen bewogen, zodat hij met zijn rug (bak) naar de linkerzijde stond. Zodoende ontstonden de woorden stuur- en bakboord.
De oorsprong van het woord BANJEREN is niet geheel zeker, maar men houdt het voor een afleiding of vervorming van ‘baanderheer’ of banierheer. Een edelman, die het recht had onder zijn eigen banier vrije mannen ten oorlog te voeren. Ook de uitdrukking door de BEUGEL kunnen, is aan de Middeleeuwen ontleend. In de steden mocht men n.l. slechts honden houden, die een bepaalde grootte niet overschreden en voor dat doel had men een beugel of ring, waar de dieren door moesten. Het woord beugel houdt verband met bochel en is synoniem met ‘gebogen lijn’.
Vanzelfsprekend zijn ook aan het krijgswezen enkele woorden en uitdrukkingen ontleend en als eerste willen wij noemen ons LEDIKANT, dat gevormd is uit het franse ‘lit de camp’ of veldbed. BIVAK (een verblijf voor de soldaten in de open lucht) is gevormd uit het oud-nederlandse ‘bi wake’, terwijl iemand in DE GATEN HEBBEN is ontstaan door de gaten in het standvizier van een vuurwapen ofwel aan de ogen, de ‘kijkgaten’ van de schutter.
De uitdrukking IN ZWANG komen, voert ons weer de middeleeuwen in. Het is n.l. een vorm van het werkwoord ‘swingen’, dat zwaaien betekende. (Hierbij is meteen een verklaring gegeven voor de nieuwe wijze van dansen!)
Komt dus iets ‘in zwang’, dan verlaat het zijn latente toestand van rust en komt in beweging of met andere woorden: het wordt gebruikt.
KLAPLOPEN ontstond door het gebruik van de klap of klep, waarmede lepralijders hun komst moesten aankondigen. De lazarusklep. Deze ongelukkigen waren niet in staat om te werken en waren dus aangewezen op de liefdadigheid van hun medemensen, met andere woorden: zij moesten op de zak van anderen teren. Hetgeen de klaploper van tegenwoordig ook als hoogste ideaal heeft.
KORTE METTEN maken is ontleend aan het monnikenleven. De ‘metten’ zijn de gebeden die de monniken meestal des nacht om 3 uur moesten opzeggen. Om weer vlug in hun resp. cellen te kunnen terugkeren, maakten zij deze metten zo vlug mogelijk af. Hieruit ontstond de uitdrukking ‘korte metten maken met iets’ wat overeen komt met iets haastig en bondig afdoen.
Alvorens nog enkele oorspronkelijke buitenlandse woorden te verklaren, een uitdrukking, die aan het dobbelspel is ontleend, n.l.: STRIJK EN ZET.