Juiste taal
Enkele lezers hebben bezwaar tegen het gebruik van het werkwoord willen in een zin als: Ik verzoek U de klacht te willen onderzoeken. Dat willen is hier toch overbodig! zegt de een; ik verzoek U de klacht te onderzoeken, of: wilt U de klacht onderzoeken? acht hij beter. En een andere lezer weet nog een derde mogelijkheid, nl.: zoudt U de klacht willen onderzoeken? Wel voelt hij in den gewraakten zin een iets grotere beleefdheid, maar hij meent toch, dat hieraan de juistheid niet mag worden opgeofferd.
Juistheid! Wanneer is onze taal juist? Welke eisen mogen wij haar stellen?
Zij mag niet met ons Nederlandse taaleigen in strijd zijn! Zij moet van vreemde smetten vrij zijn! Natuurlijk! Daarvoor vecht ons Genootschap nu al vele jaren lang. Niet alleen tegen buitenstaanders (helaas zijn die er nog onder de sprekers van onze taal!); neen, wij leden van Onze Taal tikken ook elkaar op de vingers, wij voeden elkaar op in het gebruiken van onze taal, wij geven elkaar op den kop, we zoeken steun bij elkaar en proberen bij moeilijke problemen samen den weg te vinden. Zo moet het, als we waarlijk onze taal, een van onze hoogste cultuurgoederen, het symbool van onze zelfstandigheid en van ons eigen volkskarakter, van vreemde smetten willen.... vrijhouden? nu, eerst maar eens.... bevrijden!
Maar bij dat alles mogen we nooit uit het oog verliezen, wat de taal eigenlijk is: het voertuig van onze gedachten. Wij Nederlanders hebben wel eens de neiging te veel te theoretiseren, ook als wij onze taal onder de loupe gaan nemen. En dan lopen we gevaar een dood voorwerp van haar te maken. Maar dat mag niet! Onze taal leeft! Zij leeft, immers als het voertuig van onze gedachten, in een ieder van ons; zij leeft ook met een ieder van ons mee! Zij sprankelt van leven, als de spreker, schrijver of denker van leven sprankelt; zij is saai, als de taalgebruiker (nee, dit is geen mooi woord; wie weet een beter? taalhanteerder?) een saaie piet is. Zij zit logisch in elkaar, als zij door een logisch denker gebezigd wordt, maar als het gevoelselement bij de taal-eigenaar (zou dat kunnen?) de overhand krijgt, dan is het uit met de logica in de taal!
En geen wonder! De taal is immers het middel, waardoor de mens tot uiting kan brengen, wat in hem leeft! Zijn gedachten, maar ook zijn gevoelens. Onze eigenschappen openbaren zich dikwijls in ons taalgebruik. Slordige mensen spreken en schrijven slordig; levendige mensen spreken en schrijven levendig; mensen, die alles van een ander mooier vinden dan wat zij zelf hebben, nemen de gewoonten van anderen aan en spreken ook de taal van anderen of proberen hun eigen taal te wringen in een vreemd taaleigen! Wee het volk, dat zijn taal niet meer liefheeft en haar vervormt en verbastert, want het is te vrezen, dat zo'n volk zijn zelfrespect verloren heeft!
De taal geeft dus weer, wat er in den mens leeft. Hoe meer begrippen en begripsschakeringen, hoe meer gedachten en gevoelsnuanceringen in een taal tot uitdrukking gebracht kunnen worden, des te rijker is die taal.
En nu keren we naar het punt van uitgang terug: het komt mij voor, dat we wel degelijk met verschillen in gevoelswaarde te doen hebben bij deze vier zinnen:
No. 1. | Ik verzoek U de klacht te willen onderzoeken. |
No. 2. | Ik verzoek U de klacht te onderzoeken. |
No. 3. | Zoudt U de klacht willen onderzoeken? |
No. 4. | Wilt U de klacht onderzoeken? |