U vraagt en wij.....
mogen wel eens onze verontschuldiging aanbieden voor het lange wachten van verschillende lezers(essen). U moet bedenken, dat wij als leken voor leken onder deskundig toezicht schrijvende, de tijd voor antwoord moeten zien te vinden als de lange dag van werken voorbij is. Dat lukt niet altijd. Geduld dus maar. U komt allen aan de beurt. En voor brieven schrijven (een persoonlijk antwoord) is meestal ook geen tijd.
‘Kwiterende nu voor alsdan mits dezen.....’, ja, dat is oude, deftige taal, die zich vaak krachtig weet te handhaven. Mits is hier een voorzetsel in de betekenis van ‘ten overstaan van, om reden van’. □ Ten gezamenlijken name, en niet te. Laat u niet door de heren collega's op uw kop zitten (op uw hoofd bedoelen we natuurlijk). □ Te allen tijde, zonder n, want alle is niet een meervoudsvorm hier, maar als ‘al’ (enk.) een oude vorm voor geheel. Dus te allen tijde = de gehele tijd. Aardig? □ Waarom is de uitdrukking ‘te zijner tijd’, waar het woord ‘tijd’ toch mannelijk is? ‘Tijd’, goede vriendin, (de schrijvers van vóór tachtig schreven altijd lieve, maar zo zijn wij niet), had vroeger twee geslachten. Ziedaar het geheim. □ En waarom ‘te mijnen gerieve’ en ‘te mijnen behoeve’? ‘Gerieve, waarschijnlijk afgeleid van gerief’ (speurt onze lezeres en zij is op de goede weg) ‘dus dan is mijnen verklaarbaar, omdat gerief onzijdig is, maar behoeve of behoefte (hier gaat zij dwalen) is toch vrouwelijk?’ Ja, behoefte wel, maar behoefte heeft niets te maken met behoeve, want dit laatste woord komt van het oude onzijdige behoef. □ Al met al (over het geheel genomen) komt onze goede vriendin (die de vier voorafgaande vragen stelde) er dus aardig af. Zij kan de strijd met haar mannelijke collega's weer opnemen. Wij staan met schild en zwaard (papier en pen) haar terzijde! □ Maar zonder gekheid: zijn dat geen prachtige uitdrukkingen? Te mijnen gerieve, te uwen behoeve, ten gezamenlijken name? Onze taal is zo mooi, als we luisteren en lezen willen, en haar zuiver gebruiken. □ ‘Te dien tijde’ en ‘te zijner tijd’. Waarom, vraagt een goede vriend, in het ene geval wel, in het andere niet een uitgangs-e? Omdat..... in het eerste geval
(de) tijd mannelijk en in het tweede vrouwelijk gebruikt is. Voelt u de steek van (de)? □ Ten is eigenlijk een samentrekking van te den en ter van te der. Als u dat weet, is de rest u duidelijk. □ Ontsparen is door te sparen behouden, uitsparen, besparen. Het is nu min of meer verouderd. Wij ontmoeten het zelden. □ ‘Dat is het hele eiereten’, neen, wij weten niet, wie deze uitdrukking heeft uitgevonden, wel ‘dat is des Poedels kern’ (Goethe). □ Een ander woord voor discriminatie? Dr. Ritter sprak van ‘ontwaarding’. Dat is ons wat te kras. Wij zouden liever spreken van ‘het maken van onderscheid, verschil’ (waarvoor dan de grenzen moeten aangegeven worden). □ Personele voorwaarden moet zijn persoonlijke voorwaarden. □ Bedrijfsklaar en ten strengste zijn goed. Waarom niet? □ Dames en heren, ‘die hartelijk dankzeggen voor de groote belangstelling bij hun huwelijk ondervonden’ is veel beter dan ‘voor de blijken van belangstelling, bij hun huwelijk ondervonden’. Als Van Dale die ‘blijken’ zo mooi vindt, niets van aantrekken, zeggen wij dan oneerbiedig. □ ‘Dat ligt ons niet’, hebben wij eens geschreven, maar het was scherts, en het komt heus niet te pas. □ En het blijft wel ‘scherts’, want schertsen is goed Nederlands. Vondel gebruikte het. In het middelnederlands kwam het ook voor. Nu dan? □ De b-houding en de p-houding van onze mond zijn (jammer voor de lezer, die het tegendeel dacht) niet hetzelfde. Bij de p zijn de lippen stijver op elkaar geperst dan bij de b. De bedoeling is dus: onze mond is er reeds op ingesteld een zachte klank te zeggen zonder met kracht te persen. □ En zwijgen we weer even. Tot de volgende keer.