Nederlands-Indische
§ 1 der wet van 3 September 1948, Staatsblad I. 410, tot verandering van de grondwet spreekt van ‘Nederlands-Indië’ en ‘Nederlandse Antillen’. Volgens regel 6 van artikel 1 der wet van 14 Februari 1947, Staatsblad H. 52, zou een en ander, naar het mij voorkomt, moeten worden gespeld: ‘Nederlandsch-Indië’ en de ‘Nederlandsche Antillen’.
Moeten wij, nu grondwet en spellingswet van elkaar verschillen, voortaan schrijven: ‘de voormalige Nederlandsch-Indische regering’ of ‘de voormalige Nederlands-Indische regering’?
Artikel 1, sub 6 van de wet van 14 Februari 1947 H. 52 laat de schrijfwijze van Nederlandse aardrijkskundige namen voorlopig voor wat ze waren.
Volgens lid 7 volgt in woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid en geen deel uitmaken van zodanige namen, het achtervoegsel de regels 1 tot en met 3 van art. 1. Lid 3 zegt sch wordt alleen daar geschreven waar de ch wordt uitgesproken; zij blijft in het achtervoegsel isch. Dus: de Nederlands-Indische regering. Nederlands-Indische is geen aardrijkskundige naam, doch slechts daarvan afgeleid. Zie de voorbeelden in ‘De wettelijke spelling’ van Dr. H.E. Buiskool, blz. 7 Hoogeveense jongens. (Die twee oo's blijven hier, omdat volgens lid 7 de regels 1 en 2 (enkele o en e) bij afleidingen van aardrijkskundige namen slechts worden toegepast op den klinker van de lettergreep die onmiddellijk aan het achtervoegsel vooraf gaat). Padangse bevolking, de Keulse dom, Parijse mode.