De taal is gansch een volk.
Een rijkslandbouwconsulent (voor de griend- en rietcultuur), die veel met buitenmenschen omgaat, heeft jarenlang de goede gewoonte gehad, uitdrukkingen op te teekenen, gehoord in gesprekken met het volk, dat op het land leeft. Daar zijn bekende, algemeen gangbare onder, maar ook die wij nog nooit hebben gehoord. Hier volgt een reeks, die onze getrouwe lezer opschreef. Zij getuigt van de levende taal.
Van iets aantrekkelijks: je zou er je vingers aan aflikken.
Toen de briefjes van honderd moesten worden ingeleverd: nu komen ze allemaal met water voor de dokter.
Achter het net vissen: over de ruif schieten.
Nietsnutten, die overal geloosd worden en juist daardoor weten op te klimmen: kurken komen altijd bovendrijven.
In een schraal voorjaar: met kou en droogt komt er niets omhoog.
In een laat voorjaar: een late bloei, een wisse bloei.
Toen het de volgende dag nog gekker werd: de volgende dag waren de raapjes helemaal gaar. Als verontschuldiging: in het land van behelpen wonen ook mensen.
Als ik die uitgave kan doen: als ik het begapen kan.
Ergens steeds om of bij zijn: als een hond om een zieke koe heendraaien.
We laten ons niet met een kluitje in het riet sturen: we laten ons zo maar niet over het paard heen beuren.
Toen velen het door de oorlog zoveel beter hadden gekregen: ze hebben allemaal benen onder het lijf gekregen.
Nu breekt me de klomp: nu valt me de bodem uit de mand.
Een heel gewone koe: een koe zo midden in de wereld.
Van het kastje naar de muur: van het bakje naar het napje.
Met St. Laurens - 10 Augustus - zijn de pruimen gewoonlijk nog niet rijp: met Laurèns rauwe pruimen in je pens.
Dat doe ik geen tweede keer: aan die pap brand ik mij niet nog eens.
Als het verkeerd loopt: dan zit ik met twee benen in één kous.
Ik zal daar geen ruzie over maken: ik zal daar geen mes om trekken.
Over de moffen: ze plunderen ons tot de botten; en: je zou je spieren opvreten.
Hoe harder gekreten, hoe gauwer vergeten.
Iemand ertussen nemen: iemand bij de bok doen. Als je eenmaal een goede naam hebt: als je de naam hebt van vroeg opstaan, kom je ook nooit te laat.
Van iemand, die overal wat aan verdient: die pikt overal een graantje mee.
Je kunt geen twee dingen tegelijk doen: een man kan maar één pad tegelijk gaan.
Toen men in de oorlog zo gemakkelijk kon handelen: overal zit muziek in, al sla je met een pet op een doornen heg.
Als men ergens niets van overhoudt: het gaat met de bonen (knollen) de pot in.
We hebben het onze er aan gedaan: we hebben onze stekken gestoken.
Ze gooien hun eigen glazen in: ze zeilen hun mast overboord.
Van iemand met veel goede eigenschappen: hij