U vraagt en wij......
moeten oppassen, dat wij ons niet vergissen, want het gevaar dreigt van alle zijden. De leken denken meestal, dat op elke vraag een beslissend antwoord gegeven kan worden. De geleerden weten beter. Het is zo moeilijk, in de taaltuin de weg te vinden, dat de geleerden het zelfs oneens zijn en de leken in een slop (van de dwaaltuin) terecht komen. Als we dat nu eerst maar eens leren begrijpen, dan kunnen we beter met elkaar praten.
‘Ik zie tot mijn verbazing’, schrijft een vriend, ‘dat de sport leidt tot overspel. Volgens een bericht “overspeelde” Nederland het Finse elftal’.
Het werkwoord ‘overspelen’ komen we in dubbele betekenis tegen: óverspelen, met de klemtoon op de eerste lettergreep, hetgeen dan betekent, dat de wedstrijd opnieuw moet worden gespeeld, en als overspélen, met de klemtoon op de derde lettergreep, hetgeen betekent, dat de ene partij zó sterk speelt, dat de andere ‘er niet aan te pas komt’, zoals dat dan heet. In de tweede betekenis is het ontoelaatbaar. Met overspel heeft deze volksterm uit de sporttaal echter niet te maken, geloven wij. Dat is een stoutigheidje van onze vriend.
‘Naar het vaderland repatriëren’ lezen we veel. Hu!!! Repatriëren is genoeg, naar het vaderland terugkeren duizendmaal beter, want - denkt U er aan! - àls we een goed Nederlands woord of een goede Nederlandse uitdrukking in onze taal bezitten, moeten wij die gebruiken.
In één bericht over een Engelse treinkwestie: ‘een vakvereniging ‘neemt stelling’ tegen de uitbreiding van ‘werktaken’, die ‘met zich medebrengt’ overnachten buiten de woonplaats. Wel tegen dit laatste hebben we geen bezwaar, wel tegen de woorden uit vreemde bron.
Of ‘een peuleschilletje’ afkomstig is van het Franse ‘un peu’. Neen, zó eenvoudig is het niet, echter nog veel eenvoudiger: een peuleschil is iets van weinig waarde. Wat doe je daarmede? Weggooien! ‘Een peuleschilletje’ heeft dus weinig te betekenen. Deze vraag wel. Postzegel dankbaar geboekt. Wordt weer voor een ander gebruikt.
Is ‘hens’ in ‘alle hens aan dek’ afgeleid van het Engelse ‘hands’? Ja, of liever: het is een verbastering daarvan.
Is ‘bedrijfschap’ onzijdig? Neen, vrouwelijk èn onzijdig. ‘De Broederschap van Notarissen’ en ‘Het Waterschap van Lutjebroek’ (mogen de notarissen ons deze tegenstelling vergeven, want zij werd slechts geboren uit de psychologische weeromstuit en dient dus te hunner ere). Wij neigen naar ‘het bedrijfschap’, omdat wij ‘op den tast’ iets voelen van het publiekrechtelijke, onpersoonlijke. Wij vinden ook: het graafschap, heemraadschap, baljuwschap. Over dit onderwerp kan overigens een reeks hoofdartikelen geschreven worden.
Spreekt men in ‘wrang’ de eerste letter als een v of als een w uit? Als een w, altijd, in de spreektaal, in verzen èn proza. Heus!
‘Bij de aanvang van het jaar’ is goed, ‘bij het begin’ ook.
‘Meerdere lokalen’.... Zullen we daarover maar niet ophouden? Een afschuwelijk germanisme. Hoe vaak hebben we dat woord niet behandeld?
‘Huishoudelijke budgets’? Alhoewel theoretisch niet verwerpelijk, zegt een deskundige medewerker, is ‘huishoudbudget’ mooier. Nemen we het huishoudbudget van onze echtgenoten dus maar eens ter hand.
Een guerilla-oorlog is een pleonasme, zeker, maar toekomstplannen (maken) ook. Een getrouwe maar listige lezer merkt op: reisplan en bouwplan dan? Is dat geen toekomstplan? Jawel, maar voelt u het verschil niet? Als ik zeg: ‘plannen maken’ druk ik hetzelfde uit als ik met ‘toekomstplannen maken’ wil zeggen, en dus kunnen we ‘plannen maken’ schrijven. Wil ik echter het onderwerp van die plannen te kennen geven, dan spreek ik van een reisplan of een trouwplan (als ik ten minste op vrijersvoeten ga).
‘Zoveel jaar terug’ is fout, ‘geleden’ goed.
De uitdrukking ‘iets uit de doeken doen’ heeft vermoedelijk een bijbelse oorsprong. Wij hebben de vraag, waar zij vandaan komt, doorgegeven.
‘Iemand, die met enige fantasie is behept’, schreef een krant. Sinds wanneer is fantasie een ondeugd?
‘Benodigd zijn’ is niet een germanisme. Het is een verleden deelwoord van benodigen, in de betekenis van iets noodzakelijk maken.
Het meervoud van bon is bons, niet bonnen, (maar wij geven er niet een hoofdartikel over, al kan dat gemakkelijk).