lid, de Heer C.K. Elout, aanleiding had gevonden om zich met deze in verbinding te stellen, om tot de oprichting te komen van een vereniging tot het onderling beoefenen van zuiver Nederlands. De Heer Elout is toen op dit initiatief ingegaan en het resultaat is geweest de geboorte van ons Genootschap.
Dit eerste noemen van zijn naam zal wel op aandringen van de Heer Elout zijn geschied, want nadien heeft de Heer Smit er zorgvuldig tegen gewaakt dat zijn naam weer naar voren zoude komen. Alleen toen de Duitse bezetters dwingend voorschreven dat ieder uitkomend blad of tijdschrift de naam van de verantwoordelijke redacteur moest noemen, heeft hij ten behoeve van de instandhouding van ons blad aanvaard dat hij als zodanig in een onopvallend regeltje werd genoemd, maar toen de bezetting verslapte, reeds in Maart 1945, werd zelfs dat regeltje weer weggelaten.
Maar in welke absolute tegenspraak met de indruk die hij door deze bescheidenheid naar buiten wilde maken, stond de werkelijkheid.
Hij was het die de leden van onze Raad van Deskundigen, het college dat van de aanvang af de kroon van ons Genootschap was, waardoor het zo nodig met gezag kon spreken, er toe wist te brengen deze functie te aanvaarden. Hij was het die de volle redactionele zorg voor ons tijdschrift van de aanvang af droeg. Gelukkig zal zijn markante stijl nog menigmaal in ons tijdschrift kenbaar zijn, daar hij, zijn broze gezondheid kennende, veel vooruit heeft gewerkt. Hij was het ook die steeds op de bres stond als het gold de belangen of de positie van ons Genootschap te behartigen of te verdedigen, die door onaflatende zij het ook naar buiten niet zo sprekende propaganda het aantal lezers van ons tijdschrift opvoerde tot een zesduizendtal. Hij was het die er in slaagde, de gehele bezettingstijd door, ons tijdschrift als zuiver Nederlands tijdschrift te handhaven en toch ononderbroken te laten verschijnen en de daartoe nodige medewerking van Nederlands voelende autoriteiten te verkrijgen, naast de vanzelf gegevene van de drukker. En al dit werk deed hij volkomen belangeloos, zelfs ten koste van zijn eigen belangen, zodat het op zijn kantoor duidelijker was dat men zich in het administratieve en redactionele centrum van ‘Onze Taal’ bevond, dan in dat van zijn handelsonderneming.
Met zijn grote liefde voor onze Nederlandse taal had hij zich daarbij een kennis eigen gemaakt, die verre boven de gewone lekenkennis uitging en die hem in het redactionele werk zeer te stade kwam.
In de Heer Smit verliest ons Genootschap dan ook niet alleen de man die tot zijn oprichting de stoot gaf, maar tevens de bezielende drijfkracht. Door zijn karakter, zijn kennis, en de vlotheid van zijn pen is de Heer Smit in staat geweest de vele moeilijkheden te overwinnen, de tegenstellingen te overbruggen, die bij het omhoog brengen van een genootschap met een algemeen doel als het onze zich onvermijdelijk voordoen. Hij is er door in staat geweest ook buiten ons genootschap bevruchtend te werken, waar het de belangen van onze taal betrof. Mocht hij dan ook wars zijn van alles wat naar uiterlijke erkenning zweemde, innerlijke voldoening heeft zijn werk hem zeker verschaft. Moge de door hem op zo vele plaatsen gewekte belangstelling voor onze mooie Nederlandse taal nog lang verdere vruchten dragen.
Het zal voor het bestuur van ons Genootschap een moeilijke taak zijn het zo sterk op de eerste initiatiefnemer gedreven hebbende werk over te nemen en voort te zetten. Wij zijn ons echter bewust onze dankbaarheid voor het door hem in liefde voor onze taal verrichte niet beter te kunnen tonen en zijn nagedachtenis niet beter te kunnen eren, dan door ‘Onze Taal’ een bolwerk van onze taal te laten blijven. Wij hopen naast de ruggesteun van onze Raad van Deskundigen ons daarbij verzekerd te mogen houden van de steun van onze leden.
Namens het bestuur,
Ir. J.T. DUYVIS, Voorzitter.