Isch
Onder de woorden welke de lezers aanbrengen opdat wij ze in ons blad - en dan in afkeurenden zin uiteraard - kunnen vermelden, komen herhaaldelijk voor die, welke gevormd zijn door achtervoeging van -isch. ‘Duitsche woorden’, zegt men dan, ‘die we maar zoo spoedig mogelijk moeten zien kwijt te raken’.
Wel, wat ons betreft gebruiken wij ze nooit meer en gaan wij terug naar het vanouds bekende -iek. Electrisch te vervangen door electriek zal wel niet meer gaan, maar de strijd tegen energisch, identisch, fanatisch, physisch, behoeft niet bij voorbaat voor nutteloos verklaard te worden. En het zou de taal volstrekt niet schaden, dunkt ons, als wij ons eenigszins beperkten in het gebruik van provisorisch, puristisch en dgl.; om van rassisch, filmisch, postalisch enz. maar heel niet te spreken.
Alleen mogen wij adjectieven met -isch niet voor Duitsch uitkrijten. Een lid van onzen Raad heeft verklaard dat het achtervoegsel -isch, hoezeer van Duitschen oorsprong, geheel Nederlandsch is geworden. Gelukkig maar, zeggen wij, dat het in de uitspraak - met heldere i - het teeken zooal niet van zijn vreemdelingschap dan toch van zijn vreemde afkomst heeft behouden.
Die vreemde - Duitsche - afkomst staat wel vast: wij danken het gebruik van dit -isch aan de theologen der 16de eeuw en hunne volgelingen, die - met Luther's bijbelvertaling voor oogen - op ruime schaal adjectieven op -isch vormden: eerdisch, geschiedisch, heldisch, huichelisch, ketterisch, overspelisch, slavisch (voor: slaafs), spottisch, tyrannisch, veehisch (van vee!), verraderisch; geestdrijvisch, uitlandisch, Jodisch, Nederlandisch, enz. Enkele van deze vormingen uit die vroege periode hebben zich weten te handhaven: afgodisch, evangelisch, wettisch.
Het latijnsche -icus, bij stam- en volksnamen, zou prachtig overgenomen kunnen zijn met -iek, maar het is geworden -isch: Belgisch, Frankisch, Gothisch, Pruisisch, Russisch, Semietisch, Slavisch. Zooals wij thans spreken van Friesch, Engelsch, Iersch, zoo spraken wij vroeger van: Gothsch, Pruisch, maar deze vormen hebben het tegen -isch moeten afleggen. Ook in verbinding met eigennamen is -isch productief gebleven: Draconisch, Epicurisch, Homerisch, Platonisch enz. Van bijbelsche namen zijn gevormd: Davidisch, Salomonisch, Mozaïsch, Paulinisch enz.