[Varia]
Onze lezer De J. stelt een reeks van vragen. a) Wat is juist: tarifering of tarifiëring? b) Men schrijft ‘motivering’, maar: ‘tarif(i)ering’, het eerste woord met v, het tweede met f. Is het hier wellicht een kwestie van afleiding uit een andere taal? c) Zeggen wij: ‘of anderszins’, dan wel: ‘als anderszins’? d) In officiële stukken kom ik vaak ‘zelve’ tegen. Kan dit niet beter door ‘zelf’ worden vervangen, of wordt er nog enig verschil gemaakt tussen zelve en zelf. e) Is ‘U aller aandacht’ beter dan: ‘Uw aller aandacht’? Zo ja waarom? f) Wat is juister: fuseren of fusionneren? g) Moeten ten aanzien van de nieuwe spelling uitdrukkingen als ‘in de(n) regel’, ‘op de(n) duur’, ‘iets van die(n) aard’ als staande uitdrukkingen beschouwd worden? h) Het persoonlijk voornaamwoord zij, meervoud, is in de 3e naamval hun en in de vierde naamval hen. Moet deze onderscheiding ook in de nieuwe spelling gehandhaafd blijven?
□ - a) Tarifering schijnt ons juister dan tarifiëring, welk laatste woord ontstaan zal zijn door valse analogie naar woorden die terecht -iëren vertonen. b) Het Frans heeft: motiver, maar: tarifer. c) Wij lezen bij Van Lennep: ‘Bezittingen, verkregen door aanhuwelijking of anderszins’; ‘Dewijl het dier... misschien door tooverij of anderszins in staat is enz.’. Bij denzelfden schrijver, ‘als anderszins’ (dat eigenlijk dient voorafgegaan te worden door ‘zoo’): ‘velerlei bezwaren, uit oproerigheid van 't volk als anderszins ontstaan’; ‘Eenige schadevergoeding, door verhooging van zijn rang bij 't leger als anderszins’. d) Zelve is een oude vorm; die dikwijls in officiële stukken niet misstaat. e) De aandacht van U allen; U aller aandacht. f) Wij geven de voorkeur aan fusioneren, en dan met één n. g) Het komt ons voor dat dit staande uitdrukkingen zijn, die in de nieuwe spelling geen verandering ondergaan. Ook in het familiare gesprek hoort men de n; ‘in de regel’, ‘op de duur’, ‘van die aard’, dat klinkt niet erg natuurlijk. h) Het handhaven van de onderscheiding hen (acc. plur.) en hun (dat. plur.) is geen vraagstuk van spelling, maar van taal. Er bestaat bij velen van ons een neiging het ons op het stuk van de taal wat gemakkelijk te maken en moeilijkheden als distinctie tussen accusatief en datief uit den weg te gaan. Maar wie zich tegen zulke moeilijkheden opgewassen voelt, zal de onderscheiding: hen, accusatief, en hun, datief, handhaven. Laat het Engels maar spreken van: I was given, I was told; wij zijn over het algemeen niet gediend van zo'n vervlakking.
‘Eigennamen worden niet verbogen. Dus, naar ik meen: “Hij woont aan den Soestdijkscheweg, zij aan den Eerste Brandenburgerweg” en “een boek over Karel de Groote”. In mijn omgeving is men het veelal hiermee niet eens en voegt men den naamvals-n in; m.i. ten onrechte’.
Ge.
§§ - Men kan in dezen van opinie verschillen. Wanneer wij ‘Soestdijkscheweg’ als één geheel beschouwen, dus als eigennaam, niet meer als aanduiding van den weg die naar Soestdijk leidt, dan stellig zouden wij er voor zijn het eerste lid van de samenstelling niet te verbuigen. Iets anders is het met ‘Eerste Brandenburgerweg’; daar is o.i. alle reden het adjectief te verbuigen. Tusschen twee haakjes: wat zou het Bestuur der Gemeente bewogen hebben dezen weg Brandenburgerweg te noemen, en niet ‘Brandenburgsche’, zooals men zou verwachten?
Met den vorm ‘Karel de Groote’ is het een ander geval; laat ons in dezen mogen verwijzen naar hetgeen wij schreven in de afleveringen van Maart en Juni van verleden jaar.
‘1948 is een schrikkeljaar. Heeft dit woord iets te maken met schrik of schrikken? Dan is toch de betekenis van “schrikken” hier iets anders dan de gebruikelijke.’
Pl.
□ - In schrikkeljaar vinden wij schrikken in een oude betekenis, nl. die van: springen, opspringen, zich op eens verheffen. (Hd. ‘heuschrecke’, sprinkhaan.) Schrikkeljaar wil dus zeggen: springjaar; eng. ‘leap-year’. Die tussengevoegde ‘el’ vinden wij in meer samenstellingen; in: ‘lopeljaer’, een mnl. synoniem van schrikkeljaar; en in: mnl. werkeldach, sitteldach; later: endeldag, schorteldoek, enz.