Marsepein
De uitgezochte lekkernij, dat mengsel van amandelspijs en suiker, geurig gemaakt door toevoeging van rozenolie, het ‘marsepein’, heeft ons weer in de uitstalling van den koekbakker verlokt.
Hoe komen wij aan dat woord? Marce, merce: band? pein, pain: brood? Amandelbrood in den vorm van een band? - Goed bedacht, maar het is heel anders. Het zit zóó:
Byzantium had een munt, een dubbeltje laat ons zeggen, een tiende van de munteenheid in elk geval. Dat muntje vertoonde de beeltenis van een zittenden Christus. Tijdens de kruistochten kregen de Saracenen dit ‘dubbeltje’ te zien; ‘zittende Koning’ noemden zij het; ‘mauthâban’.
Dit ‘mauthâban’ drong tot de Romanen door: in 1193 werd in Venetië, en later ook elders, een gangbare munt - alweer ter waarde van een tiende der munteenheid - ‘matapan’ genoemd. ‘Matapan’, elders ‘marzapane’, werd zoo de uitdrukking voor: een tiende van de munteenheid, van elke maateenheid; te Lajazzo b.v. werd het gebruikt ter aanduiding van een tiende moggio. En op Cyprus werd marzapane het woord voor: een kistje met een inhoud van een tiende moggio. En aangezien nu onze lekkernij doorgaans aan de markt kwam in zulke kistjes, heette dàt al spoedig ‘marzapane’!
Dubbeltje, onsje, kistje amandelspijs!