| |
| |
| |
[Nummer 12]
| |
Zeg ons, Onze Taal...
Van Onze Taal wordt verwacht dat het zegt: hoe het moet, hoe het dient te zijn; hoe het hoort; wat ‘goed’ is. Onze Taal moet het zeggen; niet ‘dat hangt er van af’, niet ‘het kan vriezen en het kan dooien’, - neen, duidelijke taal, dan weten we waar we aan toe zijn. En geen lange uiteenzettingen, want dat maakt ons maar in de war...
Weet men eigenlijk wel wat men van Onze Taal verwacht? Een machtspreuk? Sic volo, sic jubeo? Het woord van Onze Taal - wij hebben het al meer gezegd - is het woord van zijn ‘Raad’, van het college van Deskundigen. En verwacht men nu dat Onze Taal voor elke vraag die men stelt dit college in het geweer zal roepen? De Raad zou ons zien aankomen! En dan nog: zou men denken dat de Raad zich tot een dictatoriale uitspraak zou laten verlokken?
‘Goed, maar zegt gij dan, Redacteur, hoe gij er over denkt; dan hebben we tenminste iets.’ Best, als men daarmee tevreden is, is het ons wel. Maar dan moet men niet, wat een krant onlangs deed, als wij een kwestie bekeken hebben en, tot een zeker inzicht gekomen, zeggen: ‘Laat ons dus maar geen bezwaar maken tegen...’ - dan moet men niet den volke verkondigen: Onze Taal stelt zich op het standpunt dat het dient te zijn... Want Onze Taal stelt zich niet ‘op een standpunt’, en zegt niet hoe het ‘dient te zijn’. Wij zijn een groep van belangstellenden in de taal en ons maandblad geeft ons gelegenheid op ongedwongen wijze van gedachten te wisselen over vragen van taalgebruik; niet meer dan dat. Geeft een lid van den Raad eens een beschouwing over een onderwerp dat ons interesseert, prachtig, daar kunnen wij ons voordeel mee doen. Een deskundig oordeel, en dus van groot nut voor ons. Maar het oordeel van den Raad, van het deskundige College, dàt zal het nog niet zijn. En dus ook nog niet het woord van Onze Taal.
Daar vraagt een lezer: Wil Onze Taal zeggen hoe het moet zijn: ‘Wij kunnen niets doen als afwachten’, ofwel: ‘dan afwachten’. De Redacteur antwoordt: ik zeg hier doorgaans ‘dan’, immers wij bedoelen uit te drukken: wij kunnen niets anders doen dan afwachten.
‘Als verbindend voegwoord tusschen “anders” en den term die tot vergelijking dient, is van den oudsten tijd af “dan” in gebruik geweest, waarnevens echter later ook “als” in zwang is gekomen, dat vooral in de volksspraak gewoon is’, zoo zegt Matthijs de Vries in het WNT, en wij zeggen het den schrijver na. Stelt De Vries, of stellen wij daarmede de wet: gij zult schrijven: ‘anders dan’, op straffe van blootgesteld te worden aan het verwijt ‘volksspraak’ te bezigen? Laat ons dan vermelden wat een lid van onzen Raad eens schreef, en wel dat men ‘in bijna heel het Nederlandsche taalgebied zegt: meer as, met evenveel genoegen en recht als meer dan’. Is de steller van de vraag hierdoor bevredigd?
| |
Straffen - bestraffen
Een inzender schrijft: ‘In den trein leest men, als het over de noodrem gaat, “misbruik wordt gestraft”. Moet dit niet zijn “misbruik wordt bestraft”? Men straft personen, maar geen daden.’
De opvatting dat personen gestraft worden, maar daden bestraft, vindt geen steun in het W.N.T. Bestraffen, zo lezen wij daar, wordt gebezigd met een persoon als voorwerp: Iemand straf doen ondergaan. Iemand met woorden berispen, hem
| |
| |
een berisping geven. Bestraffen kan ook gebezigd worden met een zaak als bepaling, en wel in bijbeltaal, in sommige gevallen waarin een zaak als persoon wordt voorgesteld.
Straffen, gebezigd ten aanzien van daden: ‘...die sulcke strantschenderijen wel wreedelijck straffen soude’. ‘Fauten of misdryven, die noodwendig gecorrigeerd of gestraft dienen te worden’. ‘Je staat onder de krijgswetten en elk vergrijp tegen de discipline en de eerbied, die je je meerderen verschuldigd bent, kan disciplinair gestraft worden.’
Wij mogen dus niet zeggen dat men personen straft, maar geen zaken. In het hedendaagse algemene gebruik is straffen met een zaak als object veel gewoner dan bestraffen, dat in den zin van: doen boeten door het dragen van straf, wat ouderwets en plechtig klinkt. Bij het woord bestraffen verwachten wij eer een persoon als object dan een zaak; en de meest gewone betekenis is thans: met woorden zijn ernstige afkeuring over iemands doen te kennen geven, berispen. Wanneer de directie der spoorwegen liet verklaren: misbruik wordt bestraft, zou men haast moeten denken, dat men er altijd met een standje, een berisping afkomen zal.
Ik denk aan ‘beloonen’, voegde onze inzender aan zijn opmerking toe. ‘Een goede daad beloonen kan wel, maar een goede daad loonen, lijkt mij niet juist gezegd’. De vergelijking met lonen/belonen gaat o.i. niet op. Zo ‘logisch’ is de taal niet ingericht, dat men uit de afleiding van het ene woord met zekerheid tot gelijke gangen bij het andere besluiten kan. Het zal vaak opgaan, zeker, maar niet zelden ook zal men afwijkingen vinden, vooral in schakeringen van betekenis.
| |
De moeilijke krant
Onze krant maakt het ons moeilijk. Ziehier wat een correspondent schrijft:
Het surrealisme en het existentialisme, mitsgaders andere al of niet modieuze moderniteiten, blijven, spijts de door reclame misleide mening van velen, ondanks ook de tendentieuze beweringen van quasi-modernen die hun scheppend onvermogen of hun gebrek aan vocabularisch verantwoordelijkheidsbesef hoogmoediglijk voor een of andere vierde dimensie laten doorgaan in de overgrote meerderheid van nieuwe publicaties tot de uitzonderingen behoren.
Een zin van niet minder dan 58 woorden. En als wij dien verwerkt hebben krijgen wij er een van 70:
De met de middelen der normale capaciteiten van het gezond verstand, zoal niet te waarderen dan toch te begrijpen letterkundige producten, genieten toch de voorkeur, omdat het lezend publiek, en dat wordt slechts door de anaemische raté's globaal veracht - liever leest om te begrijpen, dan om puzzle's op te lossen die dit nadeel bieden, dat, wie de oplossing vindt, zich ex officio moet hebben vergist en wordt uitgescholden voor achttiende-eeuwer.
Weet iemand als hij de zaak uitgelezen heeft, zich nog het eerste woord te herinneren?
| |
Mijn ‘beste’ man
In overlijdensberichten treft men gedurig de uitdrukking aan..., dat mijn beste man, de Heer X overleden is... Het wil mij voorkomen, dat ‘beste’ in dit verband gebruikt taalkundig onjuist is.
De echtgenote wil bij het overlijden van haar man tot uitdrukking laten komen, dat haar man, volgens haar persoonlijke mening, een zeer goede man geweest is. Geenszins ligt het in haar bedoeling den overledene met andere mannen te vergelijken, hetgeen bovendien ook niet mogelijk is door het bezittelijk voornaamwoord mijn; immers ze had maar één man. Evenmin lijkt het mij juist, dat een ouder over zijn kind schrijft: ...mijn beste zoon Jan is overleden. Ook deze Vader of Moeder heeft niet het voornemen den overledenen zoon met de andere zoons te vergelijken. In beide gevallen is er dus volstrekt geen aanleiding om den overtreffenden trap van goed te gebruiken.
Ho.
Bij het gebruik van ‘beste’ in dezen zin is het geenszins de bedoeling een vergelijking uit te drukken; de superlativische vorm dient hier om den hoogsten graad van eigenschappen of van een eigenschap te bepalen.
Wie spreekt van een ‘allerheerlijkst’ klimaat, bedoelt niets anders dan een heel bijzonder heerlijk klimaat; daar is geen studie van de graad van heerlijkheid van vele klimaten aan vooraf gegaan. In ‘mijn beste man’, ‘het is een beste kerel’ heeft de superlatief de gevoelswaarde van hartelijke waardeering, oordeelt Prof. Overdiep in zijn Stilistische Grammatica.
| |
Stoppagetaal
Een ‘stoppage’-inrichting belast zich met het ‘kunstreinigen en kunstverven’ van gestoffeerde meubelen. Wie van ons zou niet gaarne zijn gestoffeerde meubelen gekunstreinigd en gekunstverfd hebben! Desverlangd kan men zijn meubelen - tegen een kleine bijbetaling - ook kunstgereinigd en kunstgeverfd krijgen.
Dezelfde inrichting belast zich ook met het motvrijmaken en motecht maken van onze tapijten en meubelen. Dat motvrij maken, vrij van mot maken, dat is een klein kunstje - kloppen met een stokje en dreigend roepen Ksst, ga je -, maar met dat ‘echt’ maken, daar zitten wij mee.
Wij weten van licht- en waschecht, dat beteekent dat een stof b.v., aan de zon blootgesteld, de echte, oorspronkelijke kleur behoudt. Misschien zou het niet kwaad zijn te spreken van licht-, waschbestand, -bestandig; dan zouden wij ook tot motbestand kunnen komen. Of anders: -hard; immers, een paard dat niet meer naar de zweep luistert, dat om zoo te zeggen immuun is tegen den zweep-prikkel, zoo'n paard noemen wij zweephard. De stof die zoo behandeld is dat zij weerstand biedt aan de vraatzucht van de motlarf, die mag dan ‘mothard’ heeten.
| |
| |
| |
‘De’ eigen kring
In onze aflevering van Juli j.l., in het artikel ‘Taal en Dialect’ schreef het lid van onzen Raad dat ons in dezen voorlichtte: ‘...de overige dialecten, elk door den eigen kring als “intiemer” aangevoeld...’. Een lezer opponeerde tegen dat ‘de eigen kring’ en zou het als een germanisme willen beschouwen. In ons antwoord stelden wij in het licht dat hier geen sprake was van een germanisme, maar dat de uitdrukking goed-Nederlands was.
‘Zeker’, zo schrijft thans het betrokken lid van den Raad, ‘dat bepalend lidwoord voor “eigen” is geen germanisme. Het W.N.T. geeft verschillende voorbeelden van “eigen”: 1) zonder het (ongetwijfeld zeer veelvuldig er bij voorkomende) persoonlijk voornaamwoord, 2) met het onbep. lidwoord, en 3) met het bepalende lidwoord de, het. Ik citeer voor het laatste: in het eigen bedrijf gemaakt; stond te kijken voor een der ramen van het eigen kantoor; invloed op den veestapel en de eigene mestwinning. Dit alles uit de 19de of 20ste eeuw. Uit ouder tijd: bi den eigen consente van uwen koning; de eigene woorden Christi.’
| |
Aanvoelen
Wijst het lid van den Raad dus in dit geval de geopperde bedenking af, tegen één aanmerking - indien deze gemaakt zou worden - zou hij zich niet verweren, ten aanzien namelijk van dat ‘als intiemer aangevoeld’. Dat kan niet door den beugel en de schrijver zou hier een Peccavi! willen uitspreken. Een hinderlijk germanisme. ‘Voelen’ of ‘gevoelen’ kan meest, kon ook hier voldoen, oordeelt hij.
Waarvan acte. Dat aanvoelen komt weer erg in de mode en wij juichen het toe dat het in onze kolommen weer eens ter sprake is gekomen. En op zijn plaats gezet.
| |
Niet zoo loos!
De Centrale Voorzieningsdienst der Gemeente Amsterdam maakt bekend dat het ‘eten’ (familiaar woord!) geheel ‘bonloos’ verstrekt wordt. Een blad sprak van een ‘foutloos’ parcours; de radio van ‘huiswerkloos’; hd. ‘ausnahmslos’ wordt eenvoudig weergegeven met ‘uitzonderingsloos’; ‘restloos’, ‘critiekloos’, ja zelfs ‘zwaluwloos’ worden ‘anstandslos’ aanvaard. Laat ons daarmede ophouden; -loos, in afleidingen van zelfst. nww., drukt een gemis uit. Dus: kinderloos, ouderloos, eerloos, goddeloos, haveloos, smetteloos; alles volkomen in den haak. Zeker wij kennen: een zoutloos diëet, rookloos kruit, naadlooze buizen, een pijnlooze operatie, naamlooze vennootschappen, draadlooze telegraphie en nog eenige dergelijke uitdrukkingen; die dienen wij te aanvaarden, want wij moeten niet tegen windmolens vechten. Maar laat ons de collectie niet uitbreiden!
| |
Overleggen
Een ambtenaar bij de PTT heeft aan de geldloketten op zijn kantoor een kennisgeving geplaatst, luidende: ‘Bij iedere uitbetaling moet een identiteitsbewijs worden overlegd’. Op dat ‘overlegd’ is aanmerking gemaakt; dat hoorde te zijn: overgelegd. En of Onze Taal nu maar eens recht spreken wil in dezen.
Wel, dat is niet moeilijk; wij spreken van overgelegd. Overlegd (‘overleyd’) is verouderd. De steller van de vraag wil in dezen liever niet ‘tonen’ bezigen; wij zouden hier geen bezwaar tegen hebben: het identiteitsbewijs dient ‘getoond’ - beter nog ‘vertoond’ - te worden. Maar is het wel goed te zeggen dat bij iedere ‘uitbetaling’ zulk een bewijs overgelegd of vertoond moet worden? Moet dit niet veel eer geschieden bij de aanbieding van het stuk, waarop betaling verlangd wordt, dus bij iedere aanvraag tot uitbetaling? Men zou ook kunnen zeggen: Alvorens tot uitbetaling kan worden overgegaan, dient enz.
| |
‘Leggen’ voor ‘liggen’
Inz. spreekt tevens over de verwisseling van ‘liggen’ en ‘leggen’, beter gezegd: het bezigen van den laatsten vorm, in plaats van den eersten. Ja, dat is een verschijnsel dat in toenemende mate te constateeren is; niemand zal drinken en drenken verwisselen, maar leggen voor liggen, dat schijnt langzamerhand geijkte taal te worden. En dat niet alleen in kringen waar men over het algemeen achteloos met de taal omgaat. Wij hoorden eens een zeer ontwikkelde, zeer beschaafde vrouw, die haar kleine meid toegestopt had, zeggen: leg je lekker? Wij vertelden dat aan het lid van onzen Raad Dr. Beets, en vroegen hem of wij maar dat ‘leggen’ niet een ruimer plaatsje moesten toestaan, ook in het beschaafde taalgebruik; maar dat viel bij Dr. Beets niet in erg goede aarde. Voor hem behoorde leggen voor liggen niet in de beschaafde omgangstaal thuis.
| |
Zoo schrijven wij...
Een tijdschrift schrijft over den groten brand van Chicago, in het jaar 1871. Let op in welke bewoordingen dat geschiedt.
‘Een koe trapte in een boerenstal in Chicago in het jaar 1871 een lantaarn om’. In de stal, in Chicago, in het jaar. Er ontstond brand, en die brand ‘greep over op’ zes huizen. Tweemaal ‘sloeg’ het vuur ‘de rivier over’.
‘Baas, zullen wij de rivier er ook maar bij nemen; het gaat nu zoo lekker.’ - ‘Neen, sla de rivier nu maar over; er is nog genoeg om te verbranden’. - ‘Baas, nu zijn wij weer aan de rivier; die hebben wij den vorigen keer overgeslagen; zullen wij nu maar...?’ Maar weer moest de rivier gespaard worden; weer ‘overgeslagen’. Dat taaltje van tegenwoordig!
| |
| |
| |
Losbaar
Wij hebben eenige keeren geprotesteerd tegen het in den effectenhandel gebruikelijke ‘lossen’ voor ‘aflossen’, maar de effectenhandel wenscht daar niet op in te gaan; wij spreken van ‘losbare’ stukken, en niet van ‘aflosbare’; een heele mond vol, oordeelt men.
Wij wagen het desondanks de belangen van aflossen te bepleiten. Laat ons ‘lossen’ houden voor ‘ontladen’; en voor ‘losmaken’: een schroef lossen, betonwerk ‘lossen’ (ontdoen van de bekisting). De C.T.T. spreekt van ‘losbare’ tanks, d.z. tanks die men in de vlucht kan laten vallen, door ze los te maken. Maar een schuld, een obligatie, die wordt afgelost.
| |
Formaatvol
Een pianist, een Roemeen, gaf - zo meldt de krant - een formaatvolle vertolking van Bach's Pianoconcert in d klein.
Formaatvol is natuurlijk niets; blijkbaar werd bedoeld: een vertolking van groot formaat. Van dat Pianoconcert in d klein. Wat een enorm ding zou die vertolking geworden zijn als het pianoconcert in d groot was geschreven.
| |
Doorberekenen
‘...een verhoging van de prijs, welke in de prijzen voor de consument niet mag worden doorberekend’. Hier is ‘door’ verkeerd gebruikt; er is hier geen sprake van een ononderbroken, doorgaande, voortgaande handeling. ‘Berekend’ alleen was hier het woord geweest; in de prijzen voor den consument berekend (of: gecalculeerd).
| |
Stadhuistaal
Iemand doet een mededeling over een betaling die hij heeft verricht en wil zoiets zeggen als: deze betaling is dus... Maar dat zegt men wel, maar schrijft men niet. Men schrijft: ‘De onderwerpelijke betaling is derhalve...’
Nietwaar, spreektaal is geen schrijftaal!
| |
Kanseltaal (Style of the pulpit)
‘Hierbij deel ik U mede, dat ik de boeken door mij besteld, kansel, omdat ik niet langer kan wachten.’
Me.
| |
Buitenschools
Hoe lijkt U de uitdrukking ‘Commissie voor buitenschoolse ontwikkeling? Moge de practijk van deze commissie minder Duits zijn dan het woord zelf!
Lo.
| |
Leunstoel
- ‘Portret van een ouden man in leunstoel’. Een stokje, waarop bij het schilderen de hand leunt, kan men gevoegelijk een leunstokje noemen, maar een stoel met armleuningen heet bij ons leuningstoel.
‘Gaarne zou ik Uw oordeel vernemen of de tekst van onderstaande machtiging taalkundig wel juist is. Is het woord “medeondergetekende” hier wel op zijn plaats?
“Machtiging. De ondergetekende... verzoekt, dat het aan ommezijde vermelde stuk worde ter hand gesteld aan de medeondergetekende... als zijn gemachtigde”.’
□ - Wij zouden niet weten welk bezwaar er tegen het woord ‘medeondergetekende’ in te brengen zou zijn. Wie ‘ondergetekende’ als Nederlands woord aanvaardt - en wie zal dat niet? - zal ‘medeondergetekende’, ‘die mede ondertekend heeft’, - niet kunnen verwerpen. Wij lezen bij Fruin: ‘Een brief van de hoofden van het Compromis, door Lodewijk van Nassau in die qualiteit mede onderteekend’.
Eigenlijk zou ‘ondergetekende’ of ‘ondergeschrevende’ moeten uitdrukken: wat onder een stuk getekend, geschreven is, in dezen samenhang dus: de naamtekening. Maar de uitdrukking is, met verwisseling van subject, overgedragen op den persoon, dien de naam vertegenwoordigt; evenals men b.v. zegt, dat ‘iemand’ in een register ingeschreven, of van een lijst geschrapt is, t.w. dat zijn naam in het register opgetekend is of op de lijst doorgehaald. De ‘ondergeschrevene’ of ‘ondergetekende’ is dus degeen, wiens naam onder een stuk geschreven of getekend staat, degeen die het onderschreven of ondertekend heeft.
‘Als ik zeg: ik zend U een exemplaar van onze statuten, heeft dan dat woord exemplaar iets te maken met ‘exempel’, voorbeeld?
Br.
§§ - Het is inderdaad hetzelfde woord; ‘exempel’, fr. exemple, van lat. exemplum: voorbeeld. ‘Exemplaar’, fr. exemplaire, van lat. exemplarium; eveneens: voorbeeld. Maar dit woord bij uitbreiding ook, thans uitsluitend, gebezigd voor: ieder der gelijkvormige zaken, door vermenigvuldiging naar een voorbeeld ontstaan. Inzonderheid in toepassing op afdrukken of afschriften.
‘Kan men met verwijzing naar tevoren genoemde confectie-goederen, in het onderhavige geval “pantalons”, spreken van “exemplaren”? Wanneer het boeken betreft, kan men dit wel. Waarom klinkt het vreemd bij verwijzing naar confectie-goederen?’
Ver.
§§ - Zou het niet zijn doordat bij deze goederen de volstrekte gelijkvormigheid ontbreekt? Die pantalons zullen misschien wel machinaal vervaardigd zijn, maar in mindere mate allicht dan boeken, die van de pers komen; zij zijn niet in die mate door vermenigvuldiging ontstaan.
‘Gaarne zou ik van U vernemen de betekenis van het franse en engelse woord voor begraafplaats, nl. “cimetière” en “cimetry”. Staan voormelde woorden in verbinding met “symmetrie” (evenredig)? Zo niet van welk woord zijn beide woorden dan afgeleid?’
Da.
□ - Neen, de eerste letters van cimetière hebben niets te maken met het Griekse syn (sym), en symmetrie is ook niet de overheersende gedachte bij het begrip begraafplaats. Het Franse woord is afgeleid van gri. koimeterion, dat ‘laatste rustplaats, plaats waar men slaapt’ of zo iets betekent.
‘Hoe spreekt men de eerste klank van automobiel uit?’
Lo.
□ - Sommigen bezigen de Franse uitspraak en zeggen oto; anderen daarentegen houden vast aan de (onderstelde) Griekse uitspraak; bij minder populaire samenstellingen met auto- (autobiographie, autochthoon en dgl.) is dat regel. In Spanje spreekt men van a-oe-to.
(Automobiel is een half Latijnse, half Griekse vorming. Wij moesten eigenlijk spreken van autokineet, op zijn Grieks, of ipsomobiel, de Latijnse vorm.)
‘En hoe de “qu” in Quadrille en Qualiteit’?
Lo.
□ - In woorden, direct aan het Latijn ontleend, spreken wij de qu uit als kw; in aan het Frans ontleende woorden volgen wij de Franse uitspraak: k. Wij spreken woorden als Quadraat, Quaestie, Qualiteit uit met kw; daarentegen: Quadrille, Quarantaine enz. met k.
|
|