| |
| |
| |
[Nummer 10]
| |
Het Wilhelmus
Zijn ontstaan, zijn dichter, zijn melodie.
Ontstaan
Bij de behandeling van de strophe ‘Als een Prins opgezeten’ hebben wij reeds opgemerkt dat deze regels ons eenig inzicht geven in den tijd waarin ons lied ontstaan is; immers, zij spreken van een bepaald voorval, een krijgsbedrijf, waarvan wij den tijd nauwkeurig weten: het jaar 1568. ‘Corts na dat Graef Lodewijc van Groeningen opghebroken, ende van Gemminghen verdreven was, is de Prince van Oraengien na de Maze ghetogen.’ Of het lied onmiddellijk na dezen mislukten inval gedicht is, weten wij niet, maar het is wel waarschijnlijk. Waarschijnlijker dan op een lateren datum - men heeft wel 1572 genoemd - want, zoo zegt Leendertz ‘...de inhoud, zoowel de zelfverdediging als de vertroosting en de aanmaning tot berusting en vertrouwen op God, wijzen veel meer op den tijd dadelijk na den mislukten eersten inval van den Prins, dan op den tijd der voorbereiding voor den tweeden inval. Bij den laatsten zou men eerder een opwekking verwachten om zich voor den strijd toe te rusten dan een aansporing tot lijdzaamheid’.
Men heeft hier tegenin gevoerd dat de toestand van den Prins na den ongelukkigen afloop van zijn onderneming - ziek, verarmd, vervolgd - geen stof leverde voor een zelfbewust lied als het Wilhelmus is. Inderdaad; maar wij dienen niet uit het oog te verliezen dat de zelfbewustheid die uit het Wilhelmus spreekt niet voortspruit uit het besef van eigen kracht - maar uit het vertrouwen in Hem, als wiens werktuig de Prins zich gevoelde, en voor wiens macht die van koningen noch keizers kan bestaan.
| |
Dichter
Eenzelfden twijfel als bestond ten aanzien van het jaar van ontstaan heeft men geopperd met betrekking tot den persoon van den dichter. - Marnix van St. Aldegonde zeggen wij thans, vrijwel zonder uitzondering, en Marnix werd ook reeds dadelijk als de dichter genoemd. Maar ook anderen: Coornhert, Houwaert, Saravia. Als men vroeg: Welke bekende dichter heeft den Prins zoo na gestaan, dat hij het Wilhelmus dichten kon? - dan lag het wel voor de hand Coornhert te noemen. Het Wilhelmus, dat zich in het bijzonder richtte tot hen die ‘verstroyt’ waren, tot de Nederlanders in ballingschap, dat kon wel haast van niemand anders dan van Coornhert zijn.
Houwaert's auteurschap is geopperd, maar heeft weinig ondersteuning gevonden. Met meer grond is Saravia als de dichter genoemd, de veldprediker van den Prins. In de nagelaten aanteekeningen van Fruin heeft men aanwijzingen gevonden die wezen op dezen man. Maar wij weten niet of Fruin zelf veel waarde gehecht heeft aan deze opteekeningen: in zijn geschriften althans heeft Fruin nimmer Saravia als den vermoedelijken dichter van het Wilhelmus aangewezen.
Het is ook niet waarschijnlijk dat het Wilhelmus aan Saravia's pen ontsproten is; stellig doet de vorm van het gedicht aan een theoloog denken, maar er waren in die dagen velen die theologisch spraken en schreven, zonder bepaald theoloog te zijn. En Saravia was niet de eenige theoloog.
En dan: de ridderlijke toon van het lied maakt het haast noodzakelijk dat de dichter een edelman was; een edelman die theoloog was tegelijk.
| |
| |
Welnu, dat was Marnix; en Marnix is dan ook heel vroeg, in 1602 reeds, als de dichter aangewezen.
Er is echter één bezwaar. Als wij met Leendertz aannemen dat de dichter van het Wilhelmus om te beginnen een trouwe aanhanger was van den Prins, hem beschouwde als den van God gegeven redder van het in nood verkeerende volk; goed op de hoogte van 's Prinsen denkwijze en gevoelens; in het bezit ook van diens vertrouwen - dan kan het niet de Marnix van 1568 zijn; dan moet het lied later geschreven zijn. In dit jaar namelijk stond Marnix den Prins niet zoo na; beschouwde hij Oranje geenszins als den door God geroepen leider van het verzet. Eerst in 1571 zijn Oranje en Marnix nader tot elkaar getreden, toen de Prins Marnix tot zijn dienst had geroepen, voornamelijk voor de behandeling van de kerkelijke zaken. Als wij dus Marnix de eer willen geven dichter te zijn van het Wilhelmus, dan zijn wij gedwongen het ontstaan van het dichtwerk te stellen op 1570, of nog later.
| |
Melodie
De text van het Wilhelmus moge ons dan niet vertrouwd zijn, de melodie is het zooveel te meer. Wij zijn geen emotioneel volk; wij uiten onze gevoelens niet zoo spontaan als de Zuidelijke volken; wij zijn meer in onszelf besloten. Maar, als men het Wilhelmus speelt, en dat vooral in tijden van druk, dan gaat er iets in ons open, iets dat ons boven onszelf uitheft; een stille ontroering: het Wilhelmus, ons Wilhelmus, ons lied.
Is dan de melodie van ons, uit ons volk voortgekomen, uiting van de gevoelens die in ons volk leefden? - Neen, dat is het niet. Het dient wel gezegd te worden: ons Wilhelmus, die dierbare klanken, zij zijn van eenvoudige afkomst. Een wijs, uit Frankrijk tot ons gekomen; een spotliedje op het beleg van Chartres door Condé, in het begin van 1568. En toen misschien ook niet oorspronkelijk, maar overgenomen weer van een ander liedje.
Dus niet ons lied, ons eigen bezit, die klanken die het vermogen hebben ons te ontroeren? Ontleend goed, vreemd aan onzen aard?
Toch niet. Gelijk een man en vrouw, vreemd voor elkaar, maar straks, gedreven door die stille kracht, die zij slechts kunnen ondergaan, elkander naderen; - en steun en trouw beloven, en in die trouw, in vreugd en droefenis, in droefenis vooral, elkander vinden en samengroeien dan tot één - zóó is dit lied, dit vreemde lied, in vreugd en droefenis tot één geworden met dit land.
Ons lied, onze klanken, onze dankbare vreugde in tijden van voorspoed, onze troost en bemoediging bij tegenspoed en smart; met ons verbonden in lied en leed...
Ons Wilhelmus.
| |
Politioneel - politieel
Het Algemeen Nederlandsch Persbur. ‘A.N.P.’ schrijft ons als volgt:
Als geregelde lezers van uw blad veroorloven wij ons ons met het volgende tot u te wenden.
In de laatste tijd lezen wij in de bladen, wanneer over de politie-actie in Indië wordt geschreven, zowel ‘politiële’ als ‘politionele’ actie. Naar onze mening is geen van beide vormen goed. Wij menen, dat ‘politieel’ gevormd is analoog met ‘justitieel’. Dit laatste woord is afgeleid van ‘justitia’, een Latijns woord, en de uitgang ‘-eel’ is afkomstig van de Latijnse uitgang ‘-alis’. Politie daarentegen is een Grieks woord, waarachter de uitgang ‘-eel’ niet past. Hoe de uitgang ‘-oneel’ is ontstaan achter ‘politie’ is ons een raadsel; wellicht naar analogie van Latijnse woorden, eindigend op ‘-onalis’. Ten onrechte wordt in het ene geval een Latijnse vorm ‘politia’, in het andere een Latijnse vorm ‘politio’ aangenomen.
Naar onze mening bestaat geen bruikbaar adjectivum, afgeleid van ‘politie’. Wij zullen dus het beste doen met te spreken en te schrijven ‘politie-actie’. Wil men toch een adjectivum construeren dan neme men het Franse ‘police’ als grondvorm. Het adjectivum zou dan worden ‘policier’ (zie regulier, kostumier van resp. regulier, coûtumier). Mooi is het niet. Politiair en politieus komen ons onjuist voor. ‘Politiek’ zou juist kunnen zijn, wanneer dit woord niet reeds een andere betekenis had gekregen.
Wellicht is deze ontboezeming voor u aanleiding aan het vraagstuk een korte beschouwing in uw blad te wijden. Ons persbureau bepaalt voor een groot aantal couranten de taal; er rust dus op ons de plicht deze taal zo zuiver mogelijk te houden.
Wij geven gaarne gevolg aan het verzoek dat het A.N.P. tot ons richt; de kwestie ‘politioneel’ of ‘politieel’ heeft naar ons gebleken is de belangstelling gewekt van vele onzer lezers.
Laat ons om te beginnen maar weer eerst zien wat het W.N.T. van de zaak zegt; dat is zooals men weet ons plechtanker. Dan weten wij ook welke formatie het eerst in gebruik is gekomen, dus welke, afgezien dan van overige waardeering, de oudste ‘rechten’ heeft. Het is het lid van onzen Raad Dr. Jacoba H. van Lessen, die in ons groote Woordenboek ‘politie’ behandelt, en zij zegt:
Politieel, een zeer jong woord, misschien naar voorbeeld van ‘justitieel’ gevormd; in het Eng. komt sporadisch ook policial voor, doch het Fr. gebruikt de afl. policier. Dr. Van Lessen haalt twee citaten aan, uit de N. Rott. Cour. van 1934.
Politioneel gelijkbet. met de voorgaande afl. doch een minder juiste vorming. Evenals politieel een jong woord, maar toch reeds eerder
| |
| |
gebezigd dan die afl. Dr. Van Lessen geeft hier vier citaten; een uit 1875 (Der Kinderen, Regeling van het Regtswezen enz.), een uit 1880 (De Waal, Invl. d. Kolonisatie), een uit 1904/5, Hand. d. St.-Gener, Tw. K., van Goeman Borgesius, en dan Haarman, Gesch. en Inr. d. Politie in Nederl. Het citaat uit 1875, van Der Kinderen, geeft ons woord in adverbiaal gebruik. Ook de groote Van Dale, ed. 1898, geeft: politioneel gestraft, politioneele straf, politioneel gestraften.
Wat moeten wij hieruit nu concludeeren? Ten eerste, dat ons politioneel de oudste rechten heeft; het gebruik dateert reeds van 1875, zoo niet van vroeger nog. Politieel maakt den indruk van een probeerseltje te zijn uit 1934, een probeerseltje dat blijkbaar niet erg veel bijval gevonden heeft. Wij mogen aannemen dat het naar analogie van justicieel gevormd is: politie en justitie worden van ouds veel met elkaar verbonden. En justicieel, zoo zien wij in het W.N.T., komt al voor in de Ambtsbrieven van Falck, onzen beroemden staatsman Anton Reinhard Falck († 1843).
Hoe kwam Falck, hoe kwamen zijn tijdgenooten er aan? Het is geen Latijn (of in het middeleeuwsche Latijn ‘justicialis’ voorkwam?), het is geen Fransch; het Woordenboek van de Academie française, noch het Supplement daarop, noch de zoo omvangrijke Dictionnaire de la Langue française van Littré vermelden het. Denkelijk heeft men de uit het Fransche -el afkomstige uitgang -eel van het Nederlandsch zelfstandig toegepast. Het is geen onbekend verschijnsel dat (eerst) in het Nederlandsch een Fransch suffix aan een Fransch woord werd gevoegd; b.v.: incidenteel, principieel - oordeelt Salverda de Grave.
Maar hoe dit zij, justicieel is sinds een eeuw en langer in gebruik, ook in officieel gebruik, en het is Nederlandsch. Maar ‘politieel’ is het niet; officieel, materieel, crimineel, gradueel en zoo vele andere zijn aan het Fransch ontleend.
Hoe men nu aan ‘politioneel’ kan gekomen zijn? Dat zal denkelijk op een dergelijke manier gebeurd zijn als dat het geval schijnt met justitieel. Door namelijk den Franschen uitgang (wij zeggen maar uitgang, ofschoon -ion geen uitgang was in den eigenlijken zin, maar tot den stam van het Latijnsche grondwoord behoorde) -ionnel, ons -ioneel (rationeel, professioneel, exceptioneel, conventioneel, additioneel, enz.) zelfstandig te gaan toepassen achter woorden, die naar den vorm van dezelfde soort leken: wij gebruiken professie, exceptie, conventie, additie, functie, passie, en meer dergelijke, terwijl het Fransch bij die woorden den uitgang -ion had. Zoo kregen wij in het Nederlandsch den adjectivischen uitgang -ioneel naast substantieven op -ie. En men vroeg straks niet angstvallig meer bij zulke formaties of het grondwoord in plaats van dit -ie (uit -io: natie-natio, doorgaans werd het -tie), soms ook niet een ander -ie tot uitgang had (nl. uit Fransch -ie, Lat. -ia; of Grieksch -eia).
Vooral woorden op het gebied van recht, wetgeving, staatsinrichting, publieke administratie op -ioneel, als: constitutioneel, additioneel, functioneel, professioneel, exceptioneel, kunnen hier het voorbeeld geweest zijn voor het nieuwe ‘politioneel’, dat nu toch al weer voor het minst driekwart eeuw oud blijkt.
Laat ons dus maar geen bezwaar maken tegen politioneel en niet b.v. het willen vervangen door politieel, dat vroeger al duidelijk afgewezen is, en, wat vorming betreft, niet veel beter genoemd kan worden. ‘Politie-actie’ er voor te zeggen? dat, dunkt ons, verdient geen aanbeveling; in de beteekenis die wij nu vooral behoeven, schijnt het ons niet bruikbaar. ‘Politie-actie’ beteekent voor ons: actie door de politie; maar wij willen uitdrukken: actie op de wijze waarop, en met de strekking waarmee de politie in den staat pleegt op te treden.
| |
Versagen
‘De alarminstallatie was door de dieven gedemonteerd, maar hun eigen alarminstallatie, i.c. “de uitkijk” trok de aandacht van de politie en versaagde zodoende’.
De uitkijk ‘versaagde’? werd bang, bevreesd? want dat is de beteekenis van ons ‘versagen’. Of dacht de krant die dit schreef aan hd. ‘versagen’? dat, inderdaad, beteekent weigeren, te kort schieten, niet of onvoldoende functionneeren. Seine Stimme versagte vor Aufregung, der Motor versagte, der Revolver versagte. Maar dat is niet de beteekenis van het Nederlandsche woord.
| |
Persoonlijk
Het misbruik van ‘persoonlijk’ tiert welig voort. Ik hoor en lees dat prinsen en burgemeesters ‘persoonlijk’ aanwezig zijn en dat ministers ‘persoonlijk’ naar andere landen vliegen.
Het is toch ‘hopenlijk’ geen ‘richtlijn’ die ‘politioneel’ wordt ‘doorgevoerd’? Zoo ja, dan moeten wij maar naar achteren gaan en onze bezwaren ‘naar voren brengen’.
Vo.
| |
Bejammeren
In Neerlandia bezigt een inzender het woord ‘bejammeren’ met een persoon als voorwerp: wij bejammeren het land en de regering; de redactie merkt ten aanzien daarvan in een voetnoot op: bedoeld zal wel zijn: beklagen. Keurt Neerlandia dit gebruik af? Verouderd? Jawel; maar is het zoo af te keuren eens een verouderd woord tot nieuw leven te roepen?
| |
Uitstijgen
De krant laat Dr. Plesman uitstijgen uit zijn vliegtuig. Een lezer zou de voorkeur geven aan den term ‘uitstappen’; voor hem is dat uitstijgen ‘naäperij van het Duitsch’.
| |
| |
| |
Beharde wegen
Het is in sommige streken van ons land, blijkens openbare aankondigingen, verboden zich te begeven ‘buiten de beharde wegen’.
Wij vragen ons af hoe men hier aan den vorm ‘behard’ is gekomen; voorzien van hardheid? Het is een oud woord, beharden, maar niet in dit gebruik. Het werd vroeger wel gebezigd in den zin van hd. ‘erhärten’, t.w.: bekrachtigen. Eine Aussage durch einen Eid erhärten, met eede beharden.
| |
Vatbaar voor misvatting
‘Uit de winst- en verliesrekening blijkt, dat de uitkeeringen bij overlijden voor eigen rekening hebben bedragen...’. Overlijden voor eigen rekening!
| |
Niet licht te tellen
‘De moeilijkheden in ons bedrijfsleven zijn niet licht te tellen’. De argelooze lezer concludeert hieruit, dat zij niet gemakkelijk te tellen zijn, doch het zal wel de bedoeling zijn geweest uit te drukken: mogen niet te licht worden opgenomen.
Vo.
| |
Bedrijfstaal
Cafetería werd in Nederland cafetária en allerlei samenstellingen ontstonden met het niets beteekenende taria. In Den Haag bestaat nu een onderneming die zich Tariabedrijf noemt. Kan het dwazer?
Me.
| |
Jaarvergadering
De algemeene vergadering van leden zal dit jaar gehouden worden te Amsterdam, op 18 Oct. a.s.
Punten van behandeling:
Vaststelling der notulen van de vorige ledenvergadering
Ingekomen stukken
Jaarverslag van de Secretaresse
Jaarverslag van den Penningmeester
Rapport van de Commissie tot het nazien van de rekening, benoemd in de ledenvergadering van 16 November 1946
Benoeming van een Commissie tot het nazien van de rekening over het jaar 1947
Verkiezing van twee bestuursleden. (Aan de beurt van aftreding zijn de leden Mej. G. ter Huppen en de Heer H.H.J. van de Pol. Mejuffrouw Ter Huppen heeft verklaard zich met het oog op haar - inmiddels plaatsgevonden - huwelijk en vertrek naar Indië niet herkiesbaar te kunnen stellen.)
Rondvraag.
Den leden welke deze vergadering wenschen bij te wonen wordt verzocht daarvan vóór 6 October a.s. aan het secretariaat kennis te geven, waarna hun een uitnoodiging zal worden toegezonden, vermeldende plaats en uur van samenkomst.
‘Onze maatschappij bezit twee electriciteitsfabrieken. Zoals U ongetwijfeld bekend is, heet een electriciteitsfabriek in de wandeling een “centrale”. Volgens v. Dale (in de oude editie althans) is het meervoud daarvan: centralen. Voor zover ons bekend, zegt evenwel bijna iedereen: de beide centrales, misschien naar analogie van b.v. een woord als “mode”.
In officiële rapporten houden we ons aan v. Dale en schrijven: centralen, maar voelen dat dan telkens aan als een anachronisme.’
Pr.
§§ - Het woord ‘centrale’, waarmede inderdaad in de wandeling een electriciteitsfabriek aangeduid wordt, hebben wij uit Duitschland gekregen; en de meervoudsvorm ‘centralen’ zal wel uit dat land meegekomen zijn. Het Duitsch spreekt van: Damen, Retiraden, Fassaden, Dekaden; in al deze gevallen bezigen wij de s. Wel is waar kan men den vorm ‘retiraden’ hier en daar op een station vinden, maar die vorm zal wel onder invloed van het Duitsch ontstaan zijn. Wij voor ons zouden het meervoud van centrale ook maar met een s willen vormen.
‘Is er verschil in betekenis tussen ‘terzake’ aaneengeschreven, en ‘ter zake’ los geschreven? Houdt eerstgenoemde schrijfwijze de betekenis van een bijwoord in (‘Wij schreven U terzake op 5 dezer’) en heeft het laatste de betekenis van een bijwoordelijke bepaling en moet dit gevolgd worden door ‘van’, dus ‘ter zake van...?’
Ve.
§§ - Wij kennen het gebruik van ‘terzake’, aaneengeschreven, in de beteekenis van ‘dienaangaande’ niet. Wij zouden schrijven: te dezer zake, d.w.z.: met betrekking tot deze, de genoemde, zaak.
‘Wat dient men te zeggen: gegadigde voor, of naar?’
Ne.
§§ - Wij geven de voorkeur aan gegadigde naar. ‘Gegadigden naar de betrekking van secretaris der Directie worden enz.’ ‘Gegadigde’, van: gading, gaden; grondbegrip: hechten, vasthechten. Uit dit grondbegrip hebben zich ontwikkeld de begrippen: overeenkomen, passen, bevallen, behagen. Van iemands gading zijn: naar iemands zin zijn. Wanneer iets van iemands gading is, zal hij trachten het te verkrijgen; vandaar gading = vraag. ‘Er was heden op de markt veel gading naar vlas.’
‘De radio-omroeper zegt: dit moet thans het einde zijn van onze uitzending. Is deze uitdrukking taalkundig te verdedigen?’
Da.
§§ - Zeker; wij zouden niet weten op welken grond de uitdrukking af te keuren zou zijn. ‘Ik zou graag nog wat willen blijven, maar de tijd dringt; ik moet nu vertrekken.’ ‘Wij zouden nog gaarne deze uitzending voortzetten, maar dat gaat helaas niet; dit moet nu het einde zijn.’
‘In het artikel “Taal en Dialect” zie ik staan: “de overige dialecten, elk door den eigen kring als intiemer aangevoeld”. Is dat “de eigen kring” wel goed Nederlandsch of moeten we dat als een germanisme beschouwen?’
Mu.
§§ - Wij zouden hier geen germanisme in willen zien; het is een vorm die in vele streken van ons land gebruikelijk is. ‘Je moet den voet maar in heet water houden; het been maar zwachtelen’, dat is toch gewone taal.
‘“Onder verlengbaar crediet”. Is deze term taalkundig fout of is hij te beschouwen als een korte aanduiding voor: crediet, waarvan de geldigheidsduur kan worden verlengd?’
Ve.
§§ - Zeker, het ‘crediet’ wordt verlengd; ‘crediet’ in dezen wil zeggen: uitstel van (accijns)betaling, en dit uitstel wordt verlengd, telkens opnieuw voor een zeker tijdperk.
‘Wat is de betekenis van “loven” in de uitdrukking “loven en bieden”?’
Ve.
§§ - Prijzen, ophemelen. De verkooper prijst zijn waar aan; de gegadigde biedt. Te laag; de verkooper gaat door met aanprijzen; de aspirant kooper verhoogt zijn bod. Na veel loven en bieden komt de koop tot stand.
|
|